Liefhebber:
Onderwerp:
Grijsloke – Voor een interview met Carlos De Viaene (69), kersvers Nationaal Kampioen grote halve fond met de jongen, trokken we naar deze deelgemeente van het West-Vlaamse Anzegem. Hier tussen de boorden van de Leie en de Schelde, omringd door de groene Vlaamse glooiingen, is de wereld net iets rustiger. Onderweg naar Grijsloke meanderde mijn wagen mee met de landwegen alwaar ik ieder ogenblik Blanche en zijn peird verwachtte tegen te komen. Hier in dit stukje Oervlaanderen, op nog geen 150 m verwijderd van de Oost-Vlaamse buren, woont Carlos al heel zijn leven en al 53 jaren daarvan speelt hij hier ook met de duiven.
Vader speelde ook een tijd met de duiven. Ergens toen Carlos een jaar of tien jaar moet geweest zijn, gaf pa er echter de brui aan. Zoonlief was echter aangestoken met de duivenmicrobe en op 16-jarige leeftijd begon hij op eigen naam te spelen. Momenteel woont Carlos naast zijn ouderlijk huis en hij speelt nog altijd in dezelfde tuin met zijn duifjes. Hoewel hij nu kampioen werd met de jongen ligt zijn voorliefde eigenlijk bij het spel op de grote halve fond met de oude.
Ingenieur geworden op het duivenhok
Van opleiding is hij ingenieur en hij werkte bijna zijn volledige loopbaan bij Allianz in de sector industriële verzekeringen, momenteel is hij al een paar jaar met pensioen. Hoewel zijn job natuurlijk niets met duiven van doen had, heeft hij er toch enkele duivenherinneringen aan.
Carlo: “Als expert bezocht ik zowat alle denkbare industrieën in Vlaanderen en dus ook bedrijven waar duivenvoer geproduceerd werd. Zo zag ik ooit een arbeider bij een Antwerpse fabrikant met een grote roeispaan roeren in een gigantische pot duiventhee.”
Al van bij de start van het PAS-systeem maakt Carlos er gebruik van. Tijdens zijn studentenjaren, toen alles nog manueel diende te gebeuren en hij telkens er een duif viel naar de telefooncel aan de kerk moest lopen om zijn duif aan te melden, herinnert hij zich ook nog een schitterende anekdote.
Carlos: “Ik studeerde in Gent en één van mijn docenten was Marcel Vanpoucke, toenmalig secretaris van de West-Vlaamse duivenbond en tevens de man die verantwoordelijk was voor het maken van de West-Vlaamse uitslagen. Op een zeker ogenblik moest ik mondeling examen afleggen bij Vanpoucke. De zaterdag voordien had ik letterlijk op mijn duivenkot zitten blokken, ik moest immers ook letten op het vallen van mijn duiven. Die zaterdag behaalde ik mijn eerste provinciale overwinning op Angoulême. Mijn prof wist dit natuurlijk en er is tijdens dat examen niet veel gesproken over elektriciteit maar des te meer over duiven.” (lacht)
De slechte moet je opeten!
De basis van Carlos’ duiven ligt bij Louis Van Loon (Poppel). De oudere broer van Carlos woonde indertijd in Limburg en bracht die mee. Louis had tegen zijn broer gezegd, “met deze duiven ga je de Vlaanders kloppen”. Twaalf provinciale overwinningen bewijzen het gelijk van Louis. Daar werden later natuurlijk ook andere duiven tegen gekoppeld. De meest recente versterkingen komen van Guido Loockx (Tessenderlo, uit broer Princes, 1e Nat. Bourges), Joseph Thomas (Oudenaarde), enkele duiven van een sterk spelende Nederlander die helaas overleden was en die Carlos op internet kocht en wat duiven die hij kreeg van Jacques Feys toen deze wegens ziekte zijn duivenklak aan de wilgen moest hangen.
Veel vreemd bloed zit er echter niet in de kolonie. Wanneer men hem vraagt met welke soort hij speelt, antwoord De Viaene steevast “met mijn eigen soort”.
Carlos: “Wanneer je al vijftig jaar je slechte slacht en opeet en alleen de beste overhoudt dan is het onmogelijk dat het alleen slechte zijn die op je hok zitten. En geloof mij, ook dit jaar zit mijn diepvries weer overvol (lacht). Dit is zo bij iedere liefhebber en dus heeft iedereen die al jaren met de duiven speelt er wel een paar goeie zitten. Als dan blijkt dat hun duiven toch niet meekunnen, dan ligt dat niet aan de duiven maar aan de liefhebber.
Het belangrijkste is om de duiven “in forme” te krijgen. Dit is niet evident en dit lukt niet ieder jaar. Zeker niet wanneer je zoals ik nooit naar een dierenarts gaat. De laatste 20 jaar ben ik niet meer bij de dierenarts geweest, ’t is te zeggen één keer per jaar voor de verplichte entingen. Dit doet mijn schoonbroer, die is veearts gespecialiseerd in varkens en runderen en kent dus zo goed als niets van duiven.”
In bed worden de beste koppelingen gemaakt
“Vandaar ook dat ik besef dat dit jaar een boerenjaar was en dat ik dit misschien nooit meer ga meemaken. Op de laatste Bourges van het seizoen, met hier een stevige stormachtige westenwind, zag ik hoe mijn tweede duif, en eerste getekende, aan kwam vliegen en ik wist onmiddellijk dat hij geklasseerd zou zijn in het nationaal kampioenschap. Dankzij drie eerdere vroege prijzen had ik zes punten en een laag coëfficiënt. Ik wist dat ik ging scoren in het kampioenschap, ik durfde er echter zelfs niet van dromen om op de eerste plaats terecht te komen. Daarom heb ik onlangs ook dubbel genoten van mijn huldiging in Blankenberge. In 2015 had ik al eens de top tien gehaald, toen met slechts 5 punten, maar met het laagste coëfficiënt.
De duivensport is een schitterende hobby, maar je bent er wel continu mee bezig, of je nu prof bent of, zoals ik, een amateur. Wanneer ik in bed kruip lig ik nog aan mijn duiven te denken. Welke ga ik meegeven, hoe ga ik ze koppelen... In bed worden de beste koppelingen gemaakt. (lacht) Als duivenmelker ben je mentaal bijna altijd gefocust op je duiven. Daarom ook dat de duivensport je fysiek maar ook mentaal jong houdt. Je bent er dagelijks mee bezig en je leven staat grotendeels in teken van de duiven. Als duivenmelker zie je dit niet als opofferingen, maar eigenlijk zijn het dit wel en dan is zo een prijs winnen eigenlijk een erkenning voor je werk. Ik ken er niks van, maar blijkbaar doe ik toch iets goed. Ik speel al 53 jaar met de duiven en ga niet uitrekenen wat dat gekost heeft, mijn vrouw gaat dit ook lezen (lacht), en dan is het mooi als dit beloond wordt en je dit kan vieren met familie en vrienden.”
Carlos houdt veel van duiven, maar niet van veel duiven
Laten we het dan eens hebben over het duivenspel van Carlos. Voor de vitesse is zijn ligging niet ideaal. Op de provinciegrens ligt hij letterlijk tussen de trek duiven van Oost-Vlaanderen en de trek van West-Vlaanderen. Zijn duiven moeten dus loskomen van de massa en zelf hun weg zoeken en alleen naar huis vliegen. Zo verliezen ze tijd op de vitesse, maar voor de nationale vluchten ziet hij dit eerder als een voordeel.
Zoals reeds eerder vermeld ligt zijn grote liefde bij de grote halve fond. Ooit speelde hij eigenlijk meer de fond, en met succes, maar de laatste jaren wordt er niet meer ingekorfd op die afstanden. Het lange wachten stak hem tegen, twee uur is meer dan voldoende.
Carlos: “In het verleden heb ik ooit eens vier duiven gekweekt voor Barcelona. Als tweejaarse vlogen ze 1 en 7 in Rekkem, maar daar ben ik mee gestopt. Voor de zware fondliefhebbers heb ik veel bewondering, daarvoor moet je echt doorzettingsvermogen hebben. Vaak is het lang wachten en achteraf herbeginnen.”
Afgelopen seizoen speelde hij met 2 hokken van telkens 13 weduwnaars op klassiek weduwschap en 13 duivinnen die geen hok hebben maar in een volière zitten naast het hok van de jongen. Ze komen thuis op het hok van de jongen, waar dan geen jongen in zitten maar drie doffers, een witte, een zwarte en een blauwe (en alle dames zijn gek op de witte). Voor volgend seizoen heeft hij één van beide weduwnaarshokken afgeschaft. De doffers 26 werden op jaloezie gespeeld met 13 duivinnen. Dit vond hij echter teveel werk. Carlos houdt veel van duiven, maar niet van veel duiven. Omdat zijn zoon hem zei telkens te moeten niezen op één van de twee hokken besliste hij dan ook dat daar het hokklimaat dus minder ideaal was en dit hok moest er dan ook aan geloven.
Het spel met de jongen staat volledig in het teken van het spel met de oude. Hij speelt ze hoofdzakelijk om er nationale vluchten mee te spelen en met de bedoeling er op het einde enkele over te houden die hij kan verder spelen als oude. De jongen worden gewoon op de schuifdeur gespeeld.
Carlos: “Dat is het enige wat ik kan. In het verleden heb ik nog geprobeerd ze op nest te spelen, maar daarvoor moet je blijkbaar een betere liefhebber zijn. Ik kan dat niet.”
Normaal gezien speelt hij de nationale vluchten met jonge duivinnen, en met aardig succes. Dit jaar zag hij dat de duivinnen het niet zouden doen. Wanneer hij ze uitliet zaten ze na 5 minuten reeds in de boom boven hun hok. Naar de oorzaak had hij het raden, maar het was voor hem duidelijk dat dit niet ging lukken zo.
De jonge doffers, die normaal gespaard worden, vlogen wel vlot en waren meestal een half uur aan het trekken. Daarom heeft hij dit seizoen enkel jonge doffers de mand in gestoken voor de nationale vluchten.
Een duif die er niet uitziet als een atleet, is ook geen atleet
De Viaene heeft een tiental kweekkoppels waaruit hij in 2-3 rondes een 40-45 jongen kweekt. Normaal kweekt hij niet uit de vliegers maar dit jaar kweekte hij ook uit twee jaarling weduwnaars waar hij een goed oog in had, twee mulders (lichte bruine). Dit was een goeie zet, want hieruit kwamen zijn beste jongen.
Begin van het seizoen kwam één van de twee “mulders” thuis van een lastige vlucht met zijn kop onder het bloed. Hij liet hem een week thuis maar de week nadien was het van hetzelfde. Vermoedelijk een gesprongen bloedvaatje in de neus. Normaal zou hij die duif opgeruimd hebben, maar omdat hij er jongen van had mocht hij blijven. Gelukkig want hij is ondertussen vader van de 1e zonaal Bourges met meer dan 20 minuten vooruit in het lokaal in Wortegem.
Van vlak na de kweek begint eigenlijk de selectie. Wanneer ze gespeend worden moeten ze blinken in de nek. Een duif die er niet uitziet als een atleet is ook geen atleet. Tegen de tijd dat hij begint met de jongen op te leren mogen er al maar 25 tot maximaal 30 overblijven.
Zowel met de oude als met de jonge wordt voor hun seizoen een paar keer gereden tot Doornik (20 km). In het begin lost Carlos ze in groep, de laatste twee keer in groepjes van drie, nooit individueel. Daarna trainen ze enkel nog aan huis. De weduwnaars trainen ’s morgens en daarna zijn de jongen aan de beurt. Hij houdt ze niet aan het vliegen want dat heeft geen zin. Hij woont vlak bij een hoog schoolgebouw. Als hij ze dwingt verder te vliegen gaan ze daar op het dak zitten en krijg ze daar dan maar eens af. Regelmatig vlogen er tijdens het trainen enkele jongen binnen bij collega Marc Peirs die een kilometer verderop woont. Peirs liet die dan terug uit en dan kwamen ze gelukkig gewoon naar huis.
De jongen worden al vroeg verduisterd en ook lang, tot enkele weken voor de eerste nationale vlucht. Zowel voor verduisteren als trainen heeft hij echter geen vaste uren. Dit is meestal iedere dag anders. Wanneer hij ze redelijk laat donker zet, laat hij ze ’s anderendaags gewoon langer in het donker zitten.
De eerste Bourges voor jongen viel afgelopen jaar wat tegen. Dit was de enige vlucht waarop hij niet zijn deel prijzen won en geen enkel punt scoorde voor het nationaal kampioenschap. De volgende 3 nationale vluchten verliepen echter een heel pak beter. Telkens wist hij zijn eerste 2 getekenden eerst te pakken. Op de volgende Bourges waren dit twee nestbroers (die hij daarna thuisliet) en op Argenton en de laatste Bourges waren het beide keren dezelfde duiven. Eén van beide vloog op vier nationale vluchten (provinciaal) per tiental (de laatste vlucht op zes pennen) en de andere, zijn nestbroer, vloog de eerste van het ganse contingent op St. Just. Daarna liet hij ook deze twee thuis.
De hokken
In de tuin in Grijsloke stonden tot voor kort twee weduwnaarshokken, eentje boven de garage en eentje op de begane grond in het oude gemetste kippenhok van zijn ouders, met telkens plaats voor 13 weduwnaars. Zoals we al schreven verdween echter het hok boven de garage en in het andere hok werden drie bakken bijgemaakt.
De jongen bewonen een blokhut-tuinhuisje gelegen onder twee majestueuze bomen. Er zijn twee spoetniks met in het midden een schuifdeur. Achter het hok staan, heel belangrijk, twee volières waar de duiven in de schaduw kunnen zitten. Eenvoudig maar luchtig en efficiënt.
Carlos probeert ze zoveel mogelijk in deze volières te krijgen. Begin van het seizoen moet hij ze nog wat aansporen, maar op het seizen gaan ze daar uit zichtzelf naartoe. De duivinnen ten slotte zitten zoals reeds aangegeven in een volière naast het tuinhuisje waar de jongen zitten.
De bomen naast het hok zijn zowel een voor- als een nadeel. Op korte vluchten gebeurt het vaak dat ze eerst in de bomen gaan zitten bij thuiskomst, bij langere vluchten doen ze dit gelukkig niet. Groot voordeel is dat de duiven heel de dag in de schaduw zitten en zo gespaard blijven van de blakke zon en de grootste hitte. Geen betere natuurlijke verkoeling dan bomen.
Het medisch plaatje en de menukaart
Zoals gezegd, Carlos gaat al jaren niet echt naar de dierenarts, hij houdt zelf de gezondheid van zijn duiven in de gaten. Eind november begint de kweek en voor de kweek wordt er niet gekuurd. Eens ze de neiging hebben om te beginnen vliegen kuurt hij ze vijf dagen tegen trichomonas (in het water).
Later op het jaar wordt er niet meer gekuurd in het water tenzij de jongen adeno krijgen. Dan geeft hij een mengeling van trichomedicijn, een breedspectrum antibiotica voor de ingewanden en elektrolyten. Bedoeling is om de adeno zo snel mogelijk weg te krijgen. Duiven die het erg te pakken hebben of die te lang ziek blijven worden verwijderd. Zeker voor jonge duiven is dit volgens hem immers nefast. De ingewanden zijn dan te ernstig aangetast waardoor ze voedingstoffen niet genoeg meer kunnen opnemen.
Tijdens het seizoen geeft hij af en toe een trichopil, vooral bij heet weer. Voor de koppen geeft hij niets. Ze zitten luchtig in volières en dit moet voldoende zijn om dit uit zichzelf te laten genezen. De laatste tien jaar kuurt hij niet meer tegen de pokken, al is hij er zelf niet meer van overtuigd of dit nog wel verstandig is.
De voeding is, zoals alles bij De Viaene, zeer basic en eenvoudig. Alle vliegduiven oude en jonge krijgen het hele jaar hetzelfde, namelijk 50% ruimengeling en 50% zuivering.
Tot slot wil Carlos nog graag het personeel (Dominique, Frans, Gerda, Jacques...) van de inkorflokalen bedanken voor hun geweldige wekelijkse/dagelijkse inzet. Zonder hen zou er niet gespeeld kunnen worden. Tevens een woordje van dank voor de begeleiders die het volgens hem voortreffelijk hebben gedaan. Er werd vaak verrassend lang, maar zeer terecht, gewacht met het lossen van de duiven, onder andere tweemaal tot dinsdag zoals ook de laatste Bourges.
Na een zeer aangename babbel met een liefhebber pur sang begeven we ons huiswaarts. Het vertrekuur deed ons reeds vermoeden dat we in volle avondspits zouden terechtkomen en helaas bleek ons voorgevoel terecht. De calvarietocht zou 3,5 uur duren, alleen al de helse ring van Antwerpen passeren kostte twee uur. Groot was echter onze verbazing om twee minuten na vertrek in Anzegem al in een file terecht te komen. We zaten zowaar achter een kar met paard. De laatste uren van onze tocht naar het thuishok waren een verschrikking, deze slakkengang voelde echter hemels aan. In alle rust konden we genieten van het prachtige landschap, winters wit geschilderd waardoor de heuvels, dorpjes en kerktorens nog mooier afgetekend stonden in het feeëriek landschap.
We zochten Willem Vermandere op Spotify, leunden wat achterover en genoten van de omgeving. Even hadden we geen haast. ’t Is dus niet de vitesse waar het’em om gaat. Ook niet ’t comfort van een sjieke slee, maar rijd eerst ne keer met die karre mee.
Oh, Blanche Blanche Blanche en zijn peird, djuk djuk judjuk mijn peird!
Téléchargement:
Auteur:










