MARTIN RAVELINGIEN - 1e Nationaal Kampioen Grote fond Oude

Liefhebber: 

Tiegem – Tiegem is een dorpje in de provincie West-Vlaanderen en is een deelgemeente van Anzegem in de buurt van Kortijk. De Tiegemberg is er een bekende heuvel en de helling wordt ook wel Vossenhol genoemd. De deels beboste Tiegemberg (79 m hoog) wordt beklommen tijdens de Ronde van Vlaanderen, Gent-Wevelgem, E3 Harelbeke, Kuurne-Brussel-Kuurne, Dwars door Vlaanderen en in nog veel meer bekende wielerkoersen.

Op de Tiegemberg staat de Bergmolen of de Stampersmolen die dateert van 1880. De naam Stampersmolgen komt van de stampers waarmee de olieslagerij van de houten molen was uitgerust. In 1960 werd de molen een beschermd monument. 
De duivensport in Tiegem is tanend en met enige moeite gaat men er nog 5 duivenmelkers vinden. De duivenbond Tiegem vierde enkele jaren geleden nog zijn honderdjarig bestaan maar het betekende ook het einde van deze duivenmaatschappij.
Martin Ravelingien (67) is al vele jaren een adept van de grote fond en een van de sterkhouders van de duivensport in Tiegem. Hij oogstte zijn eerste groot succes met zijn nationale overwinning op Pau in 1989. In 2007 had hij de 1e Nat. Asduif KBDB Grote Fond met “U 2”. In 2016 werd hij met brio de 1e Nat. Kampioen KBDB Grote Fond Oude Duiven.

Basisduiven uit de Vlaanders

Martin Ravelingien loftsMartin Ravelingien werd in 1949 geboren in het sterke duivennest Deerlijk in Zuid-West-Vlaanderen. Zijn vader André was een goede halve fondspeler en heeft hem de eerste knepen van de stiel geleerd. Hij overleed veel te vroeg in 1972. Martin werd dan compagnon van het vader-zoon duo Vandendriessche-Benoit uit Deerlijk. Zij behoorden toen tot de beste fondspelers van België.
Hun beste kwekers waren ondergebracht in het ouderlijk huis van Martin. Hij kweekte er vele goede duiven met o.a. hun fameuze “Wittepenne” van 1977 die de 1e nationaal Perpignan won in 1982.
Na zijn studies geneeskunde en zijn huwelijk startte Martin in 1979 voor eigen rekening in het Oost-Vlaamse Wannegem-Lede. Hij kon er beroep doen op de enorm sterke basis van de tandem Vandendriessche-Benoit. Hun stam was gevormd met de “rassen” Gebr. Cattrysse... Pol Bostyn... André Lietaer... Jozef Huysentruyt... Noël Peiren... Marcel Desmet, Waregem uit de lijn van de 1e internationaal Barcelona (Stichelbaut x Brusseel) alsook hun oud grijs ras. 
Later zijn daar duiven bijgekomen van Jozef Huysentruyt, Deerlijk ( Delbar, Julien Matthys en lijn 1e nat. Montauban) en Marcel Demeyere, Tiegem (lijn 1e nat. St.-Vincent). Het was ook zijn eerste deelname aan de internationale wedstrijden en het werd 9e en 43e internationaal op Perpignan van 1983. De passie voor de zware fond zou Martin nooit meer los laten.
In 1984 werd er verhuisd naar Tiegem. Er werden geen duiven overgewend en het was dus een volledig nieuwe start in 1985. Het was opnieuw raak in 1989 met de 1e nationaal Pau met de legendarische “UFO”.

De meest geslaagde kruisingen kwamen uit de samenkweek met wijlen André Verhoest, Waarmaarde (80 % Noël Peiren). Er kwamen duiven bij van Dr. Antoon Lenaert, Anzegem met voornamelijk André Vanbruaeneduiven en ook nog een doffer en een duivin uit zoon “Kleine Tee” van Emiel Denys, Tielt en een dochter “Laureaat” van Remi, André en Carlo Gyselbrecht, Knesselare.
Verder kreeg Martin ook nog enkele duiven in bruikleen van het hok Harinck-Poelmans, Genk. Een duivin van Jozef Vandenberghe, Landegem en een duivin van Menne und Tochter, Hamminkeln (Dl) kregen een plaatsje op het kweekhok. Er was ook nog een inbreng van een zuster van “Armstrong” van Van Pamel-Demulder, Zuienkerke. “Armstrong” won 1e internat. San Sebastian en 1e nat. Bordeaux. Er werd ook nog aan samenkweek gedaan met Silvere Toye, Otegem met o.a. de beste dochter van “Zatopek”. “Zatopek was Asduif in de Belgische Verstandhouding en 2e nat. Asduif KBDB Grote Fond in 2007 na “U 2”. 
Andere bijgehaalde “rassen” worden nog uitgetest maar zitten nog niet in de stam verweven.
Jaarlijks worden er 2 à 3 duivinnen bijgehaald.

Zuinig met de duivin

Martin Ravelingien komt aan de start van het seizoen met een ploeg van 68 weduwnaars. Een veertigtal koppels kwekers, waarvan er 5 in kweekboxen zitten, zorgen voor de achterban. De eerste koppeling heeft plaats begin februari en na 5 dagen broeden gaan de paren weer uit elkaar. Daarna volgt er geen tweede koppeling meer. Eind maart komen doffers en duivinnen nog eens drie dagen samen om elkaar beter te leren kennen vooraleer het vliegseizoen begint.
In twee opleerbeurten gaat het tot 25 km. Vervolgens wordt het Arras... Clermont... en de halve fond. Duiven van vier jaar en ouder kunnen na 300 km rechtstreeks de mand in gaan voor Pau en Barcelona.
De duiven trainen doorgaans één keer ‘s avonds en een enkele keer kan het gebeuren dat er ook ‘s morgens getraind wordt. In het begin van het seizoen is het mogelijk dat het een verplichte training wordt. Martin observeert de weduwnaars nauwgezet tijdens de dagelijkse trainingsbeurt want het is de graadmeter van de stijgende conditie onder de vliegploeg.
Voor de wedstrijden van snelheid tot halve fond krijgen de weduwnaars hun duivin bij de inkorving niet te zien. Bij aankomst van deze wedstrijden blijven ze dan wel 4 u samen. Voor de fondvluchten krijgen ze geen duivin in hun nestvak bij inkorving en ook niet bij aankomst van een wedstrijd. Hier wordt alleen een uitzondering gemaakt voor Perpignan. Dan komen doffers en duivinnen vanaf 14 u tot aan de inkorving samen.
Waarom geen duivin bij thuiskomst van een wedstrijd ? Bij aankomst van een fondklassieker zijn de duiven moe en het is beter om ze eerst te laten recupereren. Bij de thuiskomst van Pau en Barcelona gaan de doffers op een afzonderlijk hok zonder duivin. Ze krijgen dan een mengeling van klein zaad en zonnepitten in hun voederbakje en de fameuze “gele druppels” of soms ook Ronidazole. De fondvliegers zien heel weinig hun duivin. Tussendoor komen ze wel nog eens samen met hun partner maar niet bij thuiskomst van een internationale wedstrijd. 
Recuperatie van de fondvliegers is uiteraard heel belangrijk en daar wordt meteen ook werk van gemaakt. Er zijn elektrolyten en druivensuiker in het drinkwater. Normaal wordt er daarna een mengeling met weinig erwten gevoederd. De eerste twee dagen na thuiskomst en laatste twee dagen voor de inkorving wordt er veel klein zaad gevoederd (kempzaad + koolzaad + vogelzaad + zonnepitten)
Martin Ravelingien : “Duiven die na thuiskomst van wedstrijd niet goed in het trainingsritme komen gaan niet mee naar de volgende wedstrijd. Het is ook moeilijk in te schatten of een duif volledig gerecupereerd is. De duiven voor de internationale wedstrijden gaan sowieso de mand in en het gebeurt meer dan eens dat tijdens het langere verblijf in de mand er toch een opstoot van de conditie komt.”

Late jongen doen het 

Ten huize Ravelingien worden er geen vroege jongen gekweekt. De eerste koppeling heeft plaats op 20 juli en dat is volgens onze gastheer de beste datum van het jaar om de kwekers te koppelen. De kwekers brengen 3 rondes jongen groot of zo’n 150 jonge duiven. Er wordt wegens tijdgebrek zo laat gekweekt maar het bleek een enorm goed systeem te zijn en er zijn weinig verliezen onder de jonge duiven. Wanneer de jongen tijdens de winter iedere dag loskomen zijn ze zeker niet dommer dan andere duiven. Ze trainen in januari van 1.30 u tot 3.30 u.
De “late jongen” worden dan het volgend jaar eind maart of begin april opgeleerd. Ze gaan 7 à 8 keer met de wagen op stap tot 25 km. Daarna gaan ze verder tot de halve fond. Zo hebben ze in 2016 allemaal Tours (430 km) gevlogen en 15 van hen gingen de mand in voor Bourges. 
De helft van de doffers (20) krijgt daarna een weduwnaarsbak en moet het volgend jaar Perpignan vliegen. De doffers die geen weduwnaarsbak krijgen blijven op het hok van de jonge duiven en vliegen dan Narbonne.
Als driejaarse staan St-Vincent en Perpignan op het programma. Duiven van vier jaar en ouder vliegen ofwel Pau - St-Vincent - Perpignan of Barcelona - Perpignan. Agen en Marseille worden niet gespeeld maar misschien zal Martin Ravelingien voor volgend jaar zijn fondprogramma aanpassen want hij heeft de smaak te pakken van het kampioenschap Grote Fond Oude Duiven.

Veel kleine zaden

Tussen de grote fondklassiekers zijn er doorgaans 3 weken rust voorzien... tussen Barcelona en Perpignan zelfs 4 weken. Na thuiskomst van een wedstrijd krijgen de fondvliegers de mengeling van kleine zaden gevoederd. Na drie dagen wordt er overgeschakeld op 2/3 lichte mengeling + 1/3 sportmengeling. Martin wil niet dat de duiven de erwten laten liggen en heeft het meer voor een mengeling met weinig erwten. De laatste twee dagen wordt er overgeschakeld op 1/3 energierijke mengeling + 1/3 lichte mengeling. Na de klassieke mengeling krijgen de duiven het supplement kleine zaden.
Voedingssupplementen tijdens de winter zijn Naturaline, Aviol, Appelazijn, Sedochol en vitamines. Vliegers, kwekers en jonge duiven krijgen tijdens de rui en na een inspanning regelmatig vitamines. Soms wordt er ook rode bietensap van eigen fabricaat verstrekt. Ook vloeibare biergist van de brouwerij met vitamineral gaat met regelmaat over het voeder.

Ook gele druppels

Martin Ravelingien loftsDe medische begeleiding gebeurt in samenspraak met de dierenarts. Alle duiven worden in de stille periode 10 dagen met een antibioticum behandeld tegen paratyfus en daarna ingeënt. De jonge duiven worden alleen ingeënt tegen paratyfus maar krijgen geen medicatie op voorhand.
In april wordt er 1 week behandeld met Ronidazole tegen trichomonas via het drinken maar het kan ook via het voeder. Na een grote wedstrijd wordt er nog eens drie dagen behandeld via het drinkwater. Voor de internationale vluchten wordt er twee dagen voor de inkorving een Appertex (coccidiose) en de dag voor ze in de mand gaan een trichopilletje opgestoken.
Tegen de luchtweginfecties werd er driemaal 3 à 4 dagen behandeld. Na vier wedstrijden werd een eerste keer behandeld en verder werd het nog tweemaal herhaald in de loop van het seizoen. Sedert twee jaar hebben ook in Tiegem de gele druppels hun intrede gedaan. Bij aankomst van een wedstrijd worden die via de neus toegediend. Het kan ook gebeuren bij de inkorving en Martin zou dit in de toekomst gaan doen. De gele druppels worden soms ook verstrekt via het voeder. Rond 15 februari wordt er ingeënt tegen de pokken.

Duiven kijken naar elkaar

Martin Ravelingien speelt op twee hokken voor weduwnaars en twee hokken voor jonge duiven of samen zo’n 20 lopende meter. Het zijn tuinhokken in hout maar eentje werd in Ytongsteen opgetrokken. Ze werden 40 cm boven de grond gebouwd en hebben allen een pannendak ofschoon Martin vindt dat ook golfplaten zeker niet slecht zijn. Per hok zitten er een tiental glazen pannen in het dak.
De woonbakken staan aan de zijwand van de hokken zodat de duiven naar elkaar kijken. De verluchting van 30 tot 90 cm bevindt zich in het midden van het hok. Wijlen Pol Bostyn was er van overtuigd dat bij duiven die elkaar frontaal zien zitten de motivatie groter is. Bodem en woonbakken zijn uit Multiplex en vezelplaat gemaakt.

De hygiëne op de hokken behoort tot de middelmaat aldus Martin. De hokken van de weduwnaars worden dagelijks gereinigd. De jonge duiven zitten op stro van bij het spenen tot 1 mei. Tijdens de winter zitten de weduwnaars op draad zo’n 5 centimeter boven de bodem van hun nestvak en dat zorgt voor propere pootjes. De hokken van de kwekers en de duivinnen worden iedere maand gereinigd en dat is de job van vrouw Arlette.

De goede duif

Martin Ravelingien : “Een goede fondvlieger moet een “stevig slot” hebben. Bij voorkeur ook een zachte pluim en een grote vleugel met een goede ventilatie. Ik ken niet veel van spieren bij een duif maar ik hou niet van een keiharde duif. Een duif moet in balans zijn en daarnaast zegt een alerte duif met een intelligente blik me heel wat. Bovendien moet een duif een uitstraling... een présence hebben. Op het hok hou ik van een duif met de borst vooruit... die wil zeggen hier ben ik !
Een duif mag niet moe thuiskomen. Een duif die in orde is en afgemat thuiskomt kan op de zware fond niets uitrichten. Snelheid “inkweken” in fondduiven is geen goede zaak. Een fondduif moet “overschot” hebben. Een duif die de goede trein mist en na 10 dagen thuiskomt moet na een paar weken bijna helemaal terug topfit zijn anders is er iets serieus mis mee.”

Het kweekhok

Veertig koppels kwekers bevolken het kweekhok. Het zijn allemaal duiven met een palmares of broers en zusters of kinderen van toppers. Wanneer er iets bijgehaald wordt zijn het bijna altijd duivinnen. In het “echte” kweekkoppel gelooft Martin niet echt. Hij ziet het meer in dominante verervers. Toch heeft hij een uitzonderlijk kweekkoppel op zijn hok !
“Tutsi” B00/3274701 x B01/3106446 mag zonder twijfel bij de betere kweekkoppels gerekend worden. Zij werden de ouders van “Pino” B05/3225978 met 115e nat. Barcelona 13.502 d... 87e nat. Perpignan 7364 d... en 2e Prov. Asduif KBDB Grote Fond West-Vlaanderen. Zij werden ook de ouders van “Red Pino” met 261e Barcelona 7629 d... 86e nat. Perpignan 5254 d... 769e Perpignan 6248 d. “Tutsi” werd ook vader van “Misty” met 15e internat. Perpignan en ook van “Dusty” met een 25e internat. Perpignan. Hij gaf zeker 8 goede duiven maar is ook de grootvader van “Urbi” die momenteel veruit de beste Perpignanduif is. Hij is ook de overgrootvader van “B-Ufo” die dit jaar 4e Europese asduif zware fond is.
De “Witte Ufo” B93/3187990, met de 4e internat. Perpignan, is naast “Tutsi” een van de beste verervers van de Tiegemse kolonie. Hij is de grootvader van “B-Ufo”

 

 

Auteur: 

Zircon - This is a contributing Drupal Theme
Design by WeebPal.