Het Ei van Columbus - DUIVENOGEN

Onderwerp: 

Ik ga mij hier waarschijnlijk een beetje op glad ijs begeven… De meningen over het belang van duivenogen en wat je erin kan zien, zijn namelijk soms extreem uiteenlopend. Er bestaat ook meer dan één ogentheorie, voor sommigen de grootste onzin en voor anderen evangelie. 
Duivenogen zijn uiteraard belangrijke organen om gewoon als duif dagdagelijks te overleven, voedsel te vinden, gevaar te zien, de omgeving te verkennen en wie weet de weg naar huis terug te vinden. Is het toeval dat op de meeste foto’s van topduiven of te verkopen duiven ook een detailfoto van een oog te zien is. Daarover willen we het in deze bijdrage hebben, niet om er het laatste woord over te zeggen, maar gewoon kijken wat er zoal voor en tegen de ogentheorie wordt gezegd en geschreven. 
Ogen-theorie, het woord zegt het zelf, is eigenlijk vooral een theorie. En “theorie” wil eigenlijk zeggen dat het een veronderstelling is, giswerk, al of niet gesteund op observatie en deductie (redenering, afleiding) maar nooit zwart op wit wetenschappelijk gemeten of aangetoond.

Het oog wil ook wat

Iets in mij zegt me dat er reeds na deze korte inleiding enkele non-believers hun pen klaar hebben om mij van antwoord te dienen. Ik kan ermee leven. Is het trouwens niet zo dat zelfs de grootste verketteraars van de ogentheorie bij het beoordelen van een duif toch ook zelf aandachtig naar het kopje, zeg maar het oog kijken. Is er dan toch iets te zien aan of in dat duivenoog? Die non-believers zullen wellicht zeggen dat ze vooral niet geloven dat je in het oog van een duif iets kan zien van de kwaliteit van de duif, kwaliteiten voor de kweek, voor de wedstrijden, aanleg voor kort of ver enz. Waarschijnlijk hebben ze gelijk en gaan sommige ogenkenners (veel) te ver in het zoeken naar en interpreteren van oogtekens (“eyesign” zeggen de Engelsen, “Augenzeichen” heet het bij onze oosterburen.). Maar als de critici niet naar kwaliteit zoeken in het oog, wat zoeken ze dan wel? Of het een “mooi” oog is? Dat is op zijn minst even subjectief als zoeken naar kwaliteiten… “Mooi” is overigens ook een kwaliteit, denk ik. Ik denk dat elke liefhebber eigenlijk graag een zogenaamd “mooi” oog ziet. En wat is dat “mooi” zijn dan wel: volle kleuren? glans en uitstraling? gezondheid? Ik laat het even in het midden. Wie een beetje melker is weet dat het duivenoog fletser wordt bij een zieke of uitgeputte duif en stralender, kleurrijker bij topform. Misschien is er dan toch wat te zien in een duivenoog…

Een paar oogappels

Onze taal is rijk aan uitdrukkingen en gezegden over ogen. Je kunt iemand in het oog houden, al dan niet uit het oog verliezen of zelfs met de ogen verslinden… Je kunt iemand diep in de ogen kijken, onder vier ogen spreken, het licht in de ogen niet gunnen en iets kan zelfs iemand de ogen uitsteken. En zo kunnen we nog wat doorgaan: goed uit je ogen kijken, geen oog hebben voor iets, geen oog dichtdoen, een oogje in het zeil houden, door het oog van de naald kruipen enz. We kunnen ook sommige spreuken naar onze hand zetten. Wat denkt u van: “het oog van de (meester) melker maakt de duif gereed”… (neen: niet vet) of “duivenogen zijn de spiegel van…” vult u zelf maar aan.
Dat volgens de overlevering bij mensen de ogen de spiegel van de ziel zijn, kan ons misschien inspireren in onze zoektocht naar wat er eventueel wel te zien is in een duivenoog.

Twee ogen zien meer dan één

Wanneer je op verkoopsites door de aangeboden duivenfoto’s bladert, merk je al snel dat geen twee duivenogen hetzelfde zijn, zelfs bij één duif zijn de beide ogen eigenlijk niet identiek, uiteraard los van het feit dat er een linker- en een rechteroog is. U gelooft het wellicht niet, maar voor sommige “specialisten” is het linkeroog belangrijker dan het rechter, in die zin dat de kenmerken en kwaliteiten die je in het linkeroog vindt, doorslaggevend zijn. Ik geef het maar mee. 
Grofweg verdelen wij ogen in witogen en geelogen en eigenlijk zijn dat ook de enige twee kleuren van oogpigmenten in de iris van het oog. Witogen kunnen variëren in talrijke tinten grijs en geelogen kunnen neigen naar meer oranje of zelfs groen of goud. Groene ogen – tenminste naar mijn ervaring – krijg je als je herhaaldelijk geelogers ondereen koppelt. “Niet doen”, hoor ik nu al vele kenners roepen… Volgens weeral een theorie mag je immers geen twee witogers of twee geelogers met elkaar koppelen. Waarom zegt niemand erbij, en ikzelf kijk er eigenlijk nooit naar om.
En het rood of bordeaux of kastanje dan, hoor ik je vragen… Dat zou louter en alleen de kleur van bloed zijn in de talrijke haarvaatjes die het oog bevloeien en het gele of witte pigment verdoezelen... Dat zou meteen ook verklaren dat duiven in forme fellere rode kleuren vertonen in de ogen door wellicht meer zuurstof en een betere doorbloeding. Maar dat is speculatie van mijnentwege.

Duivenoog met een duidelijke en brede “Vermeyencirkel”. Deze Vermeyencirkel zou een vlechtwerk zijn van adertjes en haarvaten.
Duivenoog met een duidelijke en brede “Vermeyencirkel”. Deze Vermeyencirkel zou een vlechtwerk zijn van adertjes en haarvaten.
Of deze zwarte kring iets met de kwaliteit te maken heeft, laten we in het midden. “Ferrero Rocher”, de eigenaar van dit oog is wel grootvader van de 1 nationaal Tulle. Als dat een argument kan zijn.

Ziet u er wat in?

En over doorbloeding gesproken… kent u de Vermeyencirkel? Louis (“Fik”) Vermeyen was een gewaardeerd kroniekschrijver in De Duif in de tijd dat ook Jan Aerts en Arie van den Hoek bijna wekelijks voor leerrijke en boeiende lectuur zorgden in onze favoriete krant. Louis Vermeyen had een eigen kijk op duiven en op… duivenogen. Hij was zeker geen aanhanger van wat we nu gemeenlijk de ogentheorie noemen, maar hij vond wel dat je in het oog toch in zekere mate de kwaliteit en de conditie van een duif kon aflezen. Hij was één van de eersten die opmerkte dat bij de betere duiven de vrijwel “zwarte” cirkel rond de iris breder en beter doorbloed was. In heel wat artikels online over duivenogen is er sprake van een Vermeyerencirkel (sic). Dat is natuurlijk fout en een bewijs dat er op het Internet heel veel schaamteloos en kritiekloos van elkaar wordt overgeschreven… vaak met de fouten erbij. Ik meen te kunnen afleiden dat de bron van deze fout ergens bij Eric M. ligt, een beetje de godfather van de ogentheorie in Vlaanderen. Bij deze Eric…

Een oog voor loepzuivere details

Je moet al zelf hele goede ogen te hebben om zonder hulpmiddelen alle details in een duivenoog te zien. Die hulpmiddelen zijn vooral: voldoende licht en een zogeheten oogloupe (of loep als u dat liever hebt). Dergelijke loupe kan je gemakkelijk online vinden. Ze bestaan in diverse vormen: de eenvoudigste vorm is een enkele loupe die je “vasthoudt” door ze op te spannen tussen de wenkbrauw en het jukbeen (niet voor iedereen even gemakkelijk). De loupes bestaan ook gemonteerd op een soort brilmontuur, al of niet uitgerust met extra LED-verlichting. Er bestaan vandaag ook loupes die je kan vastknijpen op je smartphone om macrofoto’s te maken van bv. duivenogen.

Oogloupe – ook wel juweliersloupe genoemd – op een brilmontuur met extra LED-verlichting. De loupe kan best 15 of 20 x vergroten.
Oogloupe – ook wel juweliersloupe genoemd – op een brilmontuur met extra LED-verlichting. De loupe kan best 15 of 20 x vergroten.

Een alternatief voor het staren door de oogloupe is het maken van een fotografische macro-opname van het oog. Goede ogenfoto’s maken is een specialiteit en vraagt naast een macro-lens ook vooral genoeg licht. Daarom zie je bij de meeste foto’s van duivenogen een weerkaatsing van een felle lamp. Foto’s van ogen met behulp van flitslicht zijn eigenlijk ‘not done’ omdat de flitslamp vrijwel alle details (het reliëf en de “oogschaduwen” – zie verder) uit het oog uitvlakt.

Grote pupillen ogen niet

In het centrum van het oog (en dat is bij mensen niet anders) zie je een zwart cirkeltje: de pupil. Die pupil is de ingang waarlangs het licht het oog binnenvalt. Kringspiertjes regelen de grootte van de pupil en bepalen zo hoeveel licht er binnen mag. Omdat een kleinere pupil mooier staat op de foto wordt er voor een oogfoto meestal sterk kunst- of zonlicht gebruikt om de pupil voldoende klein te maken. Grote pupillen “ogen” niet op een foto. Zelfs de non-believers vinden dat een duif met een (te) grote pupil er dommer uitziet. We laten het in het midden.
Maar een pupil mag dan voor sommige kenners ook weer niet “te” klein zijn. Waarom dat zo zou zijn, wordt weer eens niet uitgelegd. Zelf heb ik daar mijn twijfels bij, gesterkt door de ogenfoto van één van de beste duiven van het laatste decennium, de Nadine (of Selin) van Willy Daniels.

Foto van het oog van Nadine, BE16-6064083, 1 nat. Asduif GHF voor Willy Daniels met een wonderpalmares.
Foto van het oog van Nadine, BE16-6064083, 1 nat. Asduif GHF voor Willy Daniels met een wonderpalmares. Hebt u, beste lezer ooit een oog met dergelijk speldenkopje van pupil gezien? Is het een kenmerk van kwaliteit? Dat is alvast niet bewezen. Wel is bewezen dat die wonderduif goed op weg is om ook een wonderkweekster te worden bij haar nieuwe eigenaar.
Té kleine pupil? Ga toch weg!

Een (ver)kennersoog

Ook niet-adepten van de ogentheorie weten ongetwijfeld wat een verkenningscirkel is. Het is de gekleurde kring rondom de pupil die bij sommige duiven erg breed en duidelijk aanwezig is maar bij andere duiven nauwelijks te zien.

Een geeloog en een witoog met een duidelijke verkenningscirkel.
Een geeloog en een witoog met een duidelijke verkenningscirkel. De kenners zien en zoeken heel wat kenmerken in de verkenningscirkel. Sommigen kunnen er zelfs in aflezen of de duif vooral geschikt is voor de kortere dan wel voor de langere afstanden. Tja…

De kenners zien heel wat kenmerken in de verkenningscirkel. Sommigen kunnen er zelfs in aflezen of de duif vooral geschikt is voor de kortere dan wel voor de langere afstanden. Dit zou te zien zijn in de “lijntjes” die je bij het “betere” duivenoog vindt in de verkenningscirkel. Concentrische lijntjes (die de ronding van de pupil volgen) wijzen op geschiktheid voor de langere afstand en de lijntjes die als straaltjes de pupil verlaten wijzen dan weer op aanleg voor snelheid. Zijn beide lijnsoorten aanwezig dan moet dat wel een allround duif zijn.
Ik weet niet wie ooit de naam “verkenningscirkel” bedacht heeft, maar die naam suggereert volgens mij dat die verkenningscirkel iets te maken heeft met het oriënteringsvermogen. Vroeger werd de verkenningscirkel ook wel correlatiecirkel genoemd. Weet dat dit niets met “korrels” te maken heeft, al wordt daar wel eens een woordspeling op gemaakt. Wat het verder met duivenogen te maken heeft, heb ik nooit kunnen bevroeden. Letterlijk betekent “correlatie” een wederzijds verband, de samenhang tussen twee dingen. Ik word er niet wijzer van… u wel? Omwille van die betekenis wordt de verkenningscirkel ook soms de “verbandcirkel” genoemd. Maar ik word er nog steeds niet wijzer van.
Wat ik er wel van denk? Ik heb in elk geval liever dat een deel van de duiven op het hok een (duidelijke) verkenningscirkel hebben. Ik ga er wel niet naartoe kweken om die verkenningscirkel zo breed en met zo veel mogelijk streepjes allerhande te bekomen. Ik geloof evenwel dat iedereen op zijn hokken toch best voldoende variatie aan ogen en oogtekens moet hebben.

Grote ogen zetten

We schreven hierboven dat de pupil groter of kleiner wordt in functie van het beschikbare licht. Bij fel licht wordt de doorgang voor dat licht (de pupil dus) kleiner en daar zorgen minuscule spiertjes voor. Bij sommige duiven kun je die spiertjes zien en ook daar is weer een naam voor bedacht: de adaptatie- of aanpassingscirkel. En deze naam is dan wel correct bedacht en spreekt voor zich.
Die adaptatiecirkel is te vinden tussen de pupil en de verkenningscirkel en zorgt ervoor dat de rand van de pupil er niet glad maar een beetje korrelig, oneffen uitziet. Bij veel duivenogen is die adaptatiecirkel niet of nauwelijks te zien, wellicht omdat de spiertjes in kwestie meer aan de onderkant van de verkenningscirkel liggen.

Een oog met een flinke verkenningscirkel. Met voldoende goede wil zie je op de binnenbaan van de verkenningscirkel de adaptatiecirkel.
Een oog met een flinke verkenningscirkel. Met voldoende goede wil zie je op de binnenbaan van de verkenningscirkel de adaptatiecirkel. Welke kwaliteiten toegeschreven worden aan de adaptatiecirkel wordt m.i. eigenlijk niet gedocumenteerd. Bij deze duivin “Twice-is-Nice” zal de kweekwaarde wel OK zijn want ze is moeder van een 1ste nationaal Bourges en van een 5de nationale asduif GHF.

Een vlieg(teken) in het oog

In het Vlaams (Zuid-Nederlands) is er een uitdrukking die zegt dat iemand die lichtjes dronken is, “een vlieg in zijn oog heeft”. 
Bij duiven bestaat er – weeral volgens sommige kenners – een bepaald vlieg-teken in het oog en meer bepaald in de verkenningscirkel. En dan hebben we het niet over de streepjes allerhande maar over een donkerder deel van de verkenningscirkel. Dat donkerder deel wijst meestal in de richting van de bek (tussen 3 en 7 uur als je naar het rechteroog van de duif kijkt). Heeft dit mogelijks wel iets met het oriënteringsapparaat te maken, ik zou het niet weten. Dat oriënteringsmechanisme wacht trouwens nog steeds op een definitieve opheldering. Wel is het een feit dat heel veel – en ik overdrijf niet – heel veel goede vliegers en in het bijzonder asduiven dat bepaald oogteken bezitten. Lach er gerust mee, maar ik zie het toch graag op het vlieghok.

“Augenzeichen-System für Brieftaube” (Oogteken-systeem voor postduiven) door Josef Hofmann.Hoge ogen

Wie hoge ogen gooide met zijn bundel over duivenogen was de Duitser Josef Hofmann. Liefhebbers kunnen zijn brochure “Augenzeichen-System für Brieftaube” (Oogteken-systeem voor postduiven) trouwens nog steeds bestellen op zijn website. U kan daarvoor zijn naam googelen of de URL zelf invoeren: www.j-h-brieftauben-
augenzeichen.de

Hofmann ontwikkelde een puntensysteem waarbij vanuit het zogenaamd oogteken (de verzamelnaam voor alles wat de aanhangers zoeken in een duivenoog) de kweek-en vliegwaarde getaxeerd wordt. Het ideale duivenoog haalt hierbij 50/50 voor kweek- en vliegkwaliteit. Hofmann bereikte met zijn systeem wereldwijd een grote aanhang – “volgers” zeg maar - en tot op vandaag geldt zijn taxeersysteem nog heel vaak als referentie.

Op zijn website wordt snel duidelijk dat zijn keuringssysteem hem geen windeieren legt. Hofmann keurt immers ook duiven van liefhebbers aan 1 EUR per stuk en beweert dat hij voor 95% correct is in het beoordelen van kweek-en vliegwaarde. Geef je wat meer, dan zet hij ook de perfecte kweekkoppels samen. Dan moet je daar toch zelf ook wereldkampioen mee worden, zou ik denken, zeker met alle wonderproducten die hij ook aanbiedt.
Uiteraard worden de inzichten en methoden van Hofmann ook druk herkauwd en herwerkt door andere “kenners” van duivenogen. Een beetje rondneuzen op het Internet geeft je daar vrij snel een idee van.

Voorbeeld van een oog (foto geplukt op zijn website) dat volgens Josef Hofmann de volle 50/50 verdient.
Voorbeeld van een oog (foto geplukt op zijn website) dat volgens Josef Hofmann de volle 50/50 verdient. In de brochure legt hij in detail uit wat er volgens zijn inzichten in een duivenoog te zien moet zijn en hoe je dat vertaalt in punten...

Oogschaduw(en)

Hierboven stelden we al dat er maar twee kleurpigmenten actief zijn in duivenogen: geel (inclusief oranje, goudkleur en groen) en/of wit (met alle tinten grijs). Dat zwart geen echte kleur is maar een afwezigheid van kleur/licht leerde u waarschijnlijk ook op school. Met andere woorden is de pupil van een oog eigenlijk niet echt zwart “gekleurd”. 
Zwarte (koeien)ogen bij sommige bonte duiven zijn dus ook niet zwart… maar daar ontbreekt gewoon het kleurpigment (zoals ook in de aanpalende witte pluimen).
Wat ook niet echt zwart is, zijn de kweektekens in de iris of regenboogvlies. Die kweektekens zijn het nec plus ultra (de “max” zeg maar) voor de aanhangers van de ogentheorie. Het zijn de donkere/zwarte vlekjes (schaduwen?) die je in dik gepigmenteerde ogen ziet tussen de “klodders verf” als het ware. Ogenkeurders hebben heel graag dat de iris eruit ziet als een berglandschap met bergen en dalen. De bergen zijn dan de (liefst dikke) korrels en de dalen de donkere valleien daartussen. Je hebt dus in feite niet de donkere “valleien” nodig, maar die verraden wel dat de “bergen” hoog zijn en de iris rijk gepigmenteerd en doorbloed is…
Die kweektekens zijn duidelijk aanwezig op de foto hierboven uit de brochure van Josef Hofmann. Zonder die kweektekens kreeg dit duivenoog vast geen 50/50 op het rapport.

ls niet-specialist denk ik dat dit oog bij Hofmann ook een welverdiende 50 krijgt voor kweekwaarde.
Dit is het oog van “The A-Team”, de vader van Patrick, 1 nat. Tulle bij Olivier Poussart. Als niet-specialist denk ik dat dit oog bij Hofmann ook een welverdiende 50 krijgt voor kweekwaarde. Zijn oog steekt immers vol van kweektekens, naast een kwaliteitsvolle Vermeyencirkel en verkenningscirkel. A-Team dankt daarbij zijn naam aan zijn LDHA AA-genotype. Alle beetjes helpen.

Bij het zoeken naar duiven met die graag geziene kweektekens hoort een waarschuwing.  Duivenverkopers en hun fotografen weten ook dat heel wat liefhebbers die kweektekens graag zien en dan is de verleiding groot om de foto’s digitaal te bewerken en het contrast te verhogen om die donkere eilandjes te accentueren. Een tip: als de foto erg bewerkt is, zijn de oogranden meestal ook erg zwart-wit geworden… Bij een gezonde duif zijn oogranden niet zwart…

Veel kweektekens in dit oog, maar… het lijkt er verdacht veel op dat Photoshop hier flink geholpen heeft om dit oog aantrekkelijker te maken.
Veel kweektekens in dit oog, maar… het lijkt er verdacht veel op dat Photoshop hier flink geholpen heeft om dit oog aantrekkelijker te maken.

Heb ik trouwens al gezegd dat het oog volledig ontwikkeld moet zijn (ongeveer 18 maanden) om de oogtekens te kunnen beoordelen? Aan de ogen van jonge duiven is dan ook weinig interessants te bespeuren wat de gezochte oogtekens betreft. Over het algemeen zijn de ogen van een pakweg 6-jarige duif ook nog eens verder gerijpt en dus veel expressiever dan die van een jaarling.

Een lust voor het oog

Waar elke ogenkeurder van droomt is een zogenaamd clusteroog. De cluster waarvan sprake is een begrip uit de astronomie of sterrenkunde. Volgens Wikipedia is een cluster “een groep van sterrenstelsels die door de onderlinge zwaartekracht bij elkaar wordt gehouden”. In het duivenoog wijst die “cluster” op een collectie opeengepakte heldere kristallen die zichtbaar zijn in de pupil. Het fenomeen is uiterst zeldzaam, 1 op een paar duizend duiven zal ik maar zeggen. Ik weet niet of het zeldzame fenomeen ooit anatomisch onderzocht is om te ontdekken waaruit die cluster werkelijk bestaat. Wat ik wel weet is dat duiven met een clusteroog wel eens prepotente kwekers kunnen zijn. Dat zegt toch de ogentheorie.

Dit is het clusteroog van onze Pelican, ring 5160228-12, een pure Vandenabeele via Theo Weytjens. Was hij een superkweker? Ja, eigenlijk wel. Jammer genoeg gaf hij er zeer jong de brui aan.
Dit is het clusteroog van onze Pelican, ring 5160228-12, een pure Vandenabeele via Theo Weytjens. Was hij een superkweker? Ja, eigenlijk wel. Jammer genoeg gaf hij er zeer jong de brui aan.

Op eigen hok hadden wij het geluk (als je het zo bekijkt toch) om een duif te treffen met een wondermooie cluster in zijn rechter oog. Hij ging door het leven als de “Pelican”, maar het liedje van de Pelican was uitgezongen toen hij 7 jaar was. In zijn korte carrière werd hij onder meer vader van “Route 66”, goed voor een 10de en 16de nationaal uit Bourges. Op eigen hok is hij verder grootvader van diverse goede duiven waaronder bijvoorbeeld “Tiny Rebel”, goed voor 1 prov. Argenton 1559 d., 3 BU Salbris 1655 d., 8 nat.z. Bourges 4514 d., 7 Sermaises 1370 d. enz. Postuum werd Pelican ook grootvader van 1 nat. Tulle bij Olivier Poussart. Verschillende van zijn zoons en dochters zijn ondertussen goed bruikbare kwekers.
Naast het clusteroog had de Pelican ook een mooie pedigree en dat helpt ook. Zijn vader was een broer van Gloria (2e nat. Asduif voor Bert Vanden Berghe) en zijn moeder een dochter van de Lion King, beide ouders dus direct Vandenabeele. De nestzus van Pelican – zonder clusteroog weliswaar – werd bij Weytjens moeder van Remco, 1 nat. Chateauroux 17.165 d. Alles is dus relatief… ook de oogclusters.

Met argusogen

Wellicht hebben veel abonnees deze bijdrage met argusogen gelezen. Meer dan terecht trouwens. Een liefhebber kan niet kritisch genoeg zijn voor wat hij leest en hoort. Ik ben dat zelf ook. En wat betreft duivenogen, ga je mij zeker nooit horen beweren dat de theorie alleen zaligmakend of waterdicht is. Je zal me anderzijds ook niet horen spotten met mensen die voluit gaan voor de ogentheorie en er hun kweek en kweekbestand op afstellen. Ik heb trouwens meer dan de indruk dat liefhebbers die een eigen versie hebben van de ogentheorie, daar meestal niet slechter van worden. 
Een ander feit is ook waar: veel goede duiven, vliegers en kwekers, hebben ogen volgens het boekje, het boekje van Hofmann en zijn adepten dan wel. Het omgekeerde is uiteraard niet waar… dat duiven met de perfecte ogen per definitie goede zouden zijn. Dat ware te gemakkelijk.
De slotsom: iedereen moet er het zijne mee doen. Vele wegen leiden naar Rome. En eens een andere weg naar Rome verkennen kan nooit kwaad.

Nawoord

Een goede vriend van mij, die wel vaker zinnige dingen zegt over duiven, formuleerde het zo: “Je mag de ogentheorie niet te individueel toepassen duif per duif, maar wie ‘oog heeft’ voor de “betere” ogen, kan op korte tijd de gemiddelde kwaliteit van zijn kweekbestand met 10 of 20% verhogen”. Ik kan daar voor een stuk inkomen… 

[Disclaimer: de artikelen in de reeks “Het Ei van Columbus” claimen geen wetenschappelijke onderlegdheid of autoriteit. De inhoud geldt ook zeker niet als medisch of voedingsadvies.]

Auteur: 

Zircon - This is a contributing Drupal Theme
Design by WeebPal.