Onderwerp:
De Oorlog in Vlaanderen en de Reisduiven 8
Uit mijn Dagboek
De Duif, 24 april 1919
(7e Vervolg)
De Reisduiven van gansch Vlaanderen waren dood-gedaan op bevel der Duitsche militaire overheid – weinigen verstaken hun duiven met gevaar hooge straffen op te loopen – eenige hokken waren aangeslagen en werden voor ’t vijandelijk leger in reserve gehouden of gebruikt.
In onze stad werden aldra eenige duivenliefhebbers door de Duitschers in hechtenis genomen – was ’t nu dat ze hun tonge te lang hadden laten hangen – waren ze verklikt ? Ons volk had een groote foute, ze wilden te veel weten! Dit niet uit erg maar wel uit dwaasheid – zelden uit lage kwaadwilligheid of uit verklikkerij.
De eerste die gevat werd was zekeren K., een vader van een talrijke familie. Hij speelde zelden prijs, en toch hij had het over zijn herte niet gekregen zijn duiven al te dooden, hij had er vier overgehouden – ze waren niets weerd : maar ’t waren de zijne. De vader werd eerst in hechtenis genomen – de zoon verklaarde dat het zijn duiven waren, dat vader daar niets van wist enz. De jongen handelde aldus om zijn vader vrij te krijgen; doch beiden zaten nu vast, werden tot 2 jaar gevang veroordeeld en zaten in alles een maand of zes. – De duiven werden op het hok gebracht dat ze bij mij onder hielden: ’t werden er nog een achttal bij gezet die onder een netwerk in ’t open veld gevonden werden. Gelukkig voor die menschen en voor de stad ook dat de ringen aanduidden dat het wel zeker duiven van de stad waren, die door den eigenaar bijgevolg bewaard werden uit liefhebberij.
Nu wisten de Duitschers dat hun bevelen wel niet tot ‘t laatste graatje uitgevoerd werden: en aanstonds hernieuwden ze hun bevelen door dreigender plakbrieven. Twee dagen nadien werden de stadsagenten naar alle huizen gezonden, om opzoekingen te doen, immers de stad ging verantwoordelijk gesteld worden zoo nog een enkele duif op haar grondgebied ontdekt zou worden. De agenten die zich met tegenzin met dit werk bemoeiden, hadden ’t goed gedacht eerst en vooral bij mij te komen. Ze vonden er natuurlijk een menigte duiven in geslotene hokken en ze namen er nota van. Nauw waren ze beneden, of in alle richtingen zond ik kinderen uit om te zeggen dat men huiszoekingen deed achter duiven, dat men op zijne hoede zijn moest. De opzoekingen werden evenwel niet oogenblikkelijk voortgezet, de agenten schenen opzettelijk bij mij gekomen te zijn opdat ’t nieuws zich rap verspreiden zou... ze schenen te wachten en iedereen tijd te laten zijn voorzorgen te nemen: nergens werden duiven aangetroffen.
Weldra was ’t de beurt van een anderen arme drommel: zijn duiven waren ’t slag gesneden en liepen veelal in zijn huis rond, tusschen een kudde kleine kinderen in een armoedige hutje te lande. ’t Was niet zeer fijn zoo weinig bedekt te zijn – en ’t is bijgevolg ook niet te verwonderen, zoo de duitsche overheid zekeren dag, lont geroken hebbende de Belgische politie gelaste den man op te leiden. – ’t Geschiedde een Zaterdag namiddag van Februari 1915, ’t spijts geween zijner kinderen en ’t gesmeek zijner vrouw – ; hij droeg de duiven in een zakje, ze waren vlerken en steert afgesneden. Voor dit feit krijgt den man 2 jaar – hij deed 9 maanden.
Pas was V. geleverd of ’t was de beurt van twee anderen: de gebroeders C. Oude verstokte duivenmelkers. In hun gebuurte werd haver gestolen en huiszoekingen gedaan door de Knuls, zooals ze hier genoemd werden, leidden tot den uitslag dat men geen haver vond maar wel weggestopte duiven. De oudste der broeders was de eigenaar der duiven, hij werd eerst opgeleid; dra was men daar weder om de jongste, deze protesteerde, doch voor alle antwoord werd hij zoo duchtig afgeslagen dat men hem op een steckkar naar het gevang voeren moest. De eerste kreeg 2 jaar en de andere 1 jaar gevang. Ondertusschen werd de oude moeder, een 95-jarige, aan de zorgen der gebuurs overgelaten.
(’t Vervolgt)
Brussel
De Duif, 6 februari 1919
De voordracht van Lieutenant Denuit, overste der belgische militaire duivenhokken, heeft eenen buitengewonen bijval genoten. (In ons volgend nummer geven wij hierover een beknopt verslag).
Ter dier gelegenheid werden er elf duiven, geschonken door het Groot Hoofdkwartier, verkocht. Hier laten wij den uitslag volgen per duif:
1. Rooden duiver, 1e Intrépide, 160 fr.
2. Rooden duiver van 1918, 1e Courageux, 150 fr.
3. Blauwen duiver, 1e Terrible, 70 fr.
4. Blauwe duiver, 1e Birmingham, 80 fr.
5. Donker gecsh. duiver van 1918, 75 fr.
6. Rooden duiver, 1e Parfait, 75 fr.
7. Blauw duivin, 1e Princesse, 170 fr.
8. Geschelpte duivin, kweekster, 285 fr.
9. Gecshelpte duivin van 1917, 80 fr.
10. Roode duivin van 1918, 230 fr.
11. Blauw duivin van 1916, 130 fr.
Al deze verkochte duiven hebben dienst bewezen aan ’t front.
[nvdr: het verslag van Lt. Denuit leest u in het volgende deel van deze reeks]
Onze Prijskampen
De Duif, 3 april 1919
Hier en daar begint men reeds kleine prijskampen uit te loven! Dit heeft reeds aanleiding gegeven tot vele discussies. De eene beweert dat geen duiven mogen vervoerd worden zonder toelating der Militaire Overheid, terwijl anderen zeggen dat deze verordening alleen bestaat voor het bezette gebied.
Dat de Entente de Moffen nu eens koeioneert, wel, zeer wel! Maar dat ze, ons, Belgen, met de Duitsche maat zou blijven meten is toch niet aan te nemen.
Wie weet hier meer over?
D.G.
[nvdr: de Entente was een bondgenootschap tussen o.a. Groot-Brittannië, Frankrijk, de VS en Rusland; de landen die het hadden opgenomen tegen het keizerrijk Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk]
Vaderlandsche plicht
De Duif, 1 mei 1919
OPROEP
Onderstaande omzendbrief die in groot getal werd verspreid tusschen de liefhebbers van Antwerpen en omliggende, is ons toegestuurd tot opname. Volgaarne voldoen wij aan dit verzoek. De omzendbrief is duidelijk genoeg en maakt alle commentariën overbodig.
Wij zijn verzekerd dat dit werk een buitengewone bijval tegemoet gaat; nooit kwam hier ter stede schooner en edeler werk tot stand. Op liefhebbers, allen zonder onderscheid op, voor dit edelmoedig werk: Gedenkt onze <<IJzerhelden>>, onze verminkten en overweegt: <<Duizenden oorlogsweduwen en weezen uiten hun leed, schreien hun smart.>>
De Giften moeten toestromen; elkeen moet het zich als plicht aanrekenen met minstens één koppel jonge duiven voor te komen op de eerelijst der schenkers, die elke week in ons blad zal worden afgekondigd.
Zij die geen omzendbrief ontvingen kunnen hunne bijtreding sturen aan den heer Jos DE LAET, Secretaris van ’t Komiteit, De Moystr. 19, Antwerpen, die hun onmiddellijk inschrijvingsbons zal toezenden.
De Redactie
***
Antwerpen, 28 April 1919
Waarde Heer en Sportbroeder,
Het land en ook het Belgische duivensport herademen! Na 4 ½ lange jaren van bange verwachting, van barbaarse behandeling en onderdrukking door een onmeedoogenden vijandelijken bezetter, zijn wij eindelijk uit de schrikkelijk knellende Duitsche banden verlost.
Dank aan ons onverschrokken leger, dank aan onze dappere officieren en soldaten, dank aan onze <<IJZERHELDEN>> is het Vaderland gered en dus ook de duivenliefhebberij en wij mogen ons verheugen met het vooruitzicht ons eerlang, met verschenen moed, met vernieuwde krachten, terug te kunnen wijden aan ons zoo geliefd tijdverdrijf.
Helaas, de ervoor betaalde prijs is hoog: duizenden menschenlevens gingen eraan verloren, schrikkelijke verwondingen en verminkingen zijn blijvende getuigenissen van den harden geleverden strijd, duizenden oorlogsweezen en weduwen uiten hun leed, schreien hun smart.
Het dankbare Vaderland gedenkt die slachtoffers van den vreeselijksten aller oorlogen: te allen kant worden betoogingen ingericht om de eenen te huldigen en te vereeren, om de anderen hun harde lot te verzachten en de Antwerpsche Duivenliefhebbers achten het zich een eer en een plicht zich bij die edele poging aan te sluiten. Zij ook willen hunne erkentelijkheid, hunne innige dankbaarheid betoonen door medehulp te verleenen aan de verminkten en aan de nagelaten betrekkingen van de gevallenen.
Eenige liefhebbers van Antwerpen en omliggende, hebben dan ook het gedacht opgevat eene verkooping van jonge duiven in te richten ten voordele van de slachtoffers van den oorlog; de opbrengst zal worden verdeeld tusschen de instellingen <<Invaliedenhuis>>, <<Oorlogsweezen>> enz.
Wij aanzoeken u dus, waarde Heer en Sportbroeder, aan dat Vaderlandsch en menslievend wek uw steun te willen verleenen door het schenken van jonge duiven die zullen worden verkocht op Zondag 25 Mei 1919, ten 11 ure, in het lokaal Flora, Anneessenstraat 20, Antwerpen. De meeste ruchtbaarheid, met bekendmaking in de duivenorganen van ’t land der namen van de schenkers, zal aan de zaak worden gegeven.
Hieraangehecht een inschrijvingsbulletijn dat gij, degelijk ingevuld en onderteekend, zoohaast mogelijk en voor 12 Mei 1919, wel zult willen terugsturen aan den heer Jos DE LAET, Secretaris van ons Komiteit, De Moystraat 19, Antwerpen. Onmiddellijk daarna zal u het gewilde getal bons ter onderteekening worden toegezonden.
Onder verzoek het uwe te willen bijdragen tot het welgelukken dezer zaak door ze bekend te maken een aan te bevelen in uwe omgeving, bieden wij u, waarde Heer en Sportbroeder, met onzen voorafgaandelijken dank, de betuiging aan onzer meest waardeerende gevoelens.
DE KOMITEITSLEDEN
Jos Bossijns, Bestuurslid <<Beschermingmaats>>
Emile Dailly, Eerevoorzitter <<Union>>
Evrard Havenith, Eerevoorzitter <<Vereeniging Hoboken>>
Jos Hermans, Secretaris <<Buitenbond>>
Emile Herremans, Eerevoorzitter <<Verbroedering>>
Louis Van Cutsem, Voorzitter <<Stadsbond>>
DE SECRETARISSEN
Jos De Laet, Bestuurslid <<Union>>
Edward Lemmens.
Auteur: