ANDRE & BERT LEIDEMAN - 1e NPO Morlincourt & 1e NPO Nanteuil Afd. 10 2016

Liefhebber: 

Hardenberg – Na Morlincourt in augustus wist ik het zeker. Daar wilde ik per se gaan kijken deze winter. Dat plan had ik ook na de oude duivenvluchten al opgevat, maar deze laatste overwinning gaf het beslissende duwtje. 
Met de oude duiven vlogen Bert en André een onwaarschijnlijk goed palmares bij elkaar en op de nationale derby van de jonge duiven lukte het ze, om net als in 2015, in afdeling 10 de eerste te winnen. Daar viel iets te zien en te leren was de gedachte en dat bleek te kloppen.

Afgesproken werd om langs te gaan wanneer zowel André als Bert thuis zouden zijn en omdat Bert een paar maanden op reis zou gaan de afgelopen winterperiode, spraken we af op een dag in november. Ze wonen op een mooie rustige plek en bij het oprijden van het pad dat naar het huis van Leideman voert, zie ik een groep duiven verschrikt opvliegen. Even verder vang ik nog net een glimp op van een wegvliegende havik die kort daarvoor die schrik veroorzaakte. Eenmaal binnen en aan de koffie vertel ik dat voorval aan André en Bert. “Had ie der eentje te pakken?” is de wat nonchalante reactie van duidelijk aan deze voorvallen gewende buitenmensen. Dat was niet het geval. Het blijkt om een hokje met late jongen te gaan. Niet dat ze daar geen waarde aan hechten, maar ze nemen het risico van veel loslaten in de winter voor lief omdat ze die laatjes gaan spelen. 

Uitgekiende jaarcyclus

Het gesprek spitste zich vervolgens toe op een tweetal zaken: op het juiste moment kunnen pieken en de eeuwige zoektocht naar topkweekmateriaal.
Om met het eerste onderdeel te beginnen: De broers hanteren een jaarcyclus en verzorging die volledig is afgestemd op en ten dienste staat aan de periode waarin ze graag willen uitblinken. Zo’n volzin is natuurlijk best wel vaag maar prikkelt aan de andere kant de fantasie. Wat doen die mannen dan precies om vanaf half mei met de oude duiven en de laatste jonge duivenvluchten in augustus uit te blinken ? Want dat is het doel. De vitesse in het voorjaar heeft minder de aandacht en dient om de duiven op gang te brengen. Dat ze elkaar dan vlot opvolgen zien ze wel graag, vooral als het wat pittiger wordt, maar de uitslag beheersen is geen doel en hokkampioenschappen interesseren de mannen sowieso niet. Mooie uitslagen op midfond en eendaagse fond, daar is het ze om te doen. En natuurlijk het ontdekken van een goede duif. Om op het juiste moment in het seizoen te pieken, daar kun je wat aan doen, zo menen ze. “Een heel seizoen, 15 weken lang top zijn met oude duiven lukt niemand,” is de overtuiging van André. “Hooguit dat je ze 7 of 8 weken super kunt hebben en dat is al maximaal. Wij zien die periode het liefst vallen vanaf half mei op midfond en dagfond. Dan speelt ligging minder een rol (vitesse is in feite een dorpsspel) en moeten ze goed zijn. Ook de jongen houden het niet een heel seizoen op topniveau vol en wij willen ze met het oog op de selectie graag testen op de midfondvluchten in augustus”. “En met die doelen voor ogen valt er in de planning en begeleiding heel wat te sturen,” volgens Bert. “Om te beginnen houden wij de vliegduiven de hele winter vast en koppelen laat. Vliegers en kwekers gaan pas begin februari bij elkaar en we leggen de eieren van de kwekers na een aantal dagen broeden om. Precies lang genoeg om te kunnen zien of ze bevrucht zijn. Ook uit de beste vliegers wordt gekweekt en met in totaal 47 koppels vliegduiven en een tweede ronde van de kwekers brengen we een flinke ploeg jongen op de been. Van alle kweekduiven die vlot leggen hebben we zodoende vier jongen. Wie niet snel genoeg legt, waar jonge duiven niet of laat van uit het ei kruipen, waar al eens een klein jongske dood in de schotel ligt, die niet mooi opgroeien, kortom die in negatieve zin opvallen, dat alles blijkt ook bij het opmaken van de staat van dienst aan het einde van het seizoen. En is ook voor de kweekduiven beslissend bij de keuze wie wel en niet mag blijven. 
Vaker overleggen doen we niet, omdat we denken dat ze er van lijden bij meer dan één keer verleggen als ze niet voldoende rustig zitten. Ze krijgen op een hok met meerdere koppels niet de mogelijkheid voldoende voer, mineralen en grit tot zich te nemen en wij denken dat dat ten koste gaat van de kwaliteit van de jongen. De duiven zitten bij ons niet in kweekboxen, waarbij de koppels de rust hebben wel voldoende op te nemen wat ze nodig hebben. 
De hele winter vast betekent voor de doffers pas na het koppelen los. De duivinnen gaan daarvoor al wel een paar keer los om gewend te raken aan het zolderhok. Ze vliegen als jong op een hok dat pal achter het zolderhok van de oude duiven staat. En kunnen de ingang niet allemaal even vlot vinden (of vertikken dat eerst gewoon). Na het koppelen lopen de doffers meestal vlot achter de al aan het hok gewoon gemaakte dames aan weer naar binnen. Wanneer er gebroed wordt gaan de duiven alle dagen los. Ze mogen zelf weten wat ze doen, er is geen enkele dwang. 

NPO-overwinningen
1e Orleans (615 km) tegen 10.090 d. ‘De Sterke’
1e Sourdun (504 km) tegen 13.426 d. ‘Romée’
1e Arras (366 km) tegen 10.735 d. ‘Fernando’ 
1e Pommeroeul (309 km) 6885 d. ‘Roberto’ 
1e Orléans (615 km) 4533 d. ‘Allessandra’ 
1e Reims (412 km) 4913 d. ‘Solo’ 
1e Nanteuil le Haudoui (467 km) 3924 d. ‘Vitória’
1e Morlincourt (417 km) 4634 d. ‘Margrit’ 

De jongen worden gespeend als ze 3,5 week oud zijn en de duivinnen verhuizen vlak daarvoor naar de eigen afdeling en dan begint ook het weduwschap. Dat is meestal ongeveer tien dagen voor de eerste vlucht. Ze krijgen vanaf dan licht voer. 70% is paddy en gerst in gelijke delen en 30% is Koopman All in One mengeling, alles van Beyers en dat wordt door ons de hele vitesse volgehouden. Begint de midfond dan wordt meer All in one gegeven (50% ) en eenmaal dagfond dan wordt geheel overgeschakeld naar All in One. De eerste maanden van het seizoen komen de duiven één keer op een dag los. Daarna soms twee keer afhankelijk van de zwaarte van de vlucht. Na een lichte vlucht twee keer, anders één keer. De duivinnen trainen het langst, soms ’s avonds wel 2 a 2,5 uur. De eerste twee weken worden ze wel eens voorzichtig opgejaagd, later is dat niet meer nodig. De doffers trainen meestal een dik uur”.
De duiven worden dus langzaam gebracht. Door laat te koppelen, pas in februari los, veel licht voer tijdens de vitesse, en in het begin één keer per dag trainen. Dat alles zorgt voor conditie en vorm vanaf half mei, vaak niet eerder.

Bij de verzorging wordt er wel alles aan gedaan de duiven in goede doen te krijgen en te houden. Na het spenen van de jongen wordt het vlieghok helemaal uitgeboend. Aan het water wordt een flinke scheut glorix toegevoegd en als Bert er mee klaar is, is alles weer heerlijk fris. En kunnen de duiven er volgens hem vol tegen aan. Het hokklimaat heeft toch al zijn bijzondere aandacht. Er werd al heel wat vertimmerd om het zolderhok goed te krijgen. Wat opvalt is dat het erg weinig open is boven de duiven. Het plafond zit zo goed als dicht met een klein spleetje als verluchting. Boven de plafonds is wel voldoende luchtbeweging zodat in combinatie met de kleine kieren naast de invliegplank er wel voldoende frisse lucht binnenkomt. Verder werd er flink geïsoleerd. De vloer bijvoorbeeld werd voorzien van een tien centimeter dikke laag isolatie om een koude en vochtige vloer te voorkomen. Het klimaat van hok van de doffers verschilt wel iets van dat van de duivinnen. Het wordt ook wat sneller warm. Bij nat weer en natte plekken in het hok wordt flink de brander gehanteerd. Is het bij heet weer te droog dan komt de plantenspuit er aan te pas. 65 % relatieve luchtvochtigheid is volgens de Bert ideaal en dat wordt scherp in de gaten gehouden.

Jonge duiven

Zoals vermeld worden de jongen vrij laat gekweekt en de eerste ronde eind maart gespeend. Ze zitten op een tuinhok met volière. Vanaf eind april worden die dan verduisterd en de eerste anderhalve maand zitten ze hele dagen buiten. En hangen meestal wat rond op het dak. Daarna wordt het voer lichter gemaakt (50% paddy en gerst) en worden ze aangespoord meer te gaan vliegen. Wie na veertien dagen in dit regime niet mee kan gaat er uit. En als de koppel eenmaal een aantal weken goed traint wordt er opgeleerd. Meestal een keer of zes voor de vluchten beginnen. Daarna wordt er niet meer mee gereden. 

Door het late verduisteren ruien sommige duiven al wel drie a vier slagpennen maar dat stopt later ook weer. Wanneer de vluchten beginnen ruien ze vaak nog wel een beetje in de kleine veren, en daarom is het meestal ook met de jongen een slow start. Ze worden niet gescheiden tijdens de vluchten. Eenmaal op gang komen ze steeds beter in conditie en op de laatste vluchten zijn ze dan meestal echt goed. Precies op die vluchten willen ze graag dat de jongen zich laten zien. En die dat niet doen bekijken ze met een scheef oog maar wel alles wat het programma gevlogen heeft tot en met de eindvlucht blijft behouden. En diegenen die zich op de laatste paar vluchten met voldoende afstand goed laten zien, krijgen een plekje op het zolderhok. De anderen worden ondergebracht op een tuinhok. 
In feite wordt bij de jongen eenzelfde strategie toegepast als bij de oude duiven. En is alles er op gericht de duiven naar een vormclimax te brengen op de midfondvluchten: door laat te kweken, laat te beginnen met verduisteren, de duiven de eerste zes weken hun gang te laten gaan en daarna de zaak in het gareel te brengen met licht voer, ze vervolgens aan te sporen om te gaan trainen en van daaruit te starten met het programma. En door de leeftijd van de jongen worden ze pas richting augustus paarlustig. De methode bewijst zich in de praktijk. Het lukt ze op deze manier al twee jaar om de nationale derby Reims/Morlincourt te winnen in afdeling 10.

Begeleiding

De duiven worden regelmatig gecontroleerd door dierenarts Bert Brink die één keer per maand bij de vereniging komt. Daarnaast ondersteunen ze de duiven met mineralenpoeder van Fernand Marien evenals diens conditiesiroop en –poeder. Ook krijgen ze Prange Suppe en op mijn vraag waar dat precies voor dient krijg ik als antwoord zuivere luchtwegen, zuivere darmen en er zit ijzer in. En het is ‘zur verbesserung der flugfreude’ , de kwalificatie die Günter Prange er zelf aan geeft, en vrij vertaald betekent dat ter verbetering van de vlieglust. Verder grijpen ze niet te veel in en helpen zo weinig mogelijk. Wel wordt er flink gepoetst. Deden ze dat niet dan zouden ze nooit zo kunnen presteren, daarvan zijn ze overtuigd. De duiven moeten zich met de gekozen verzorging kunnen redden. Wie dat niet kan mag niet blijven. En bepaalde pech valt gemakkelijk van de broers af. Bijvoorbeeld een jong dat niet goed opkomt, een koppel eieren kapot en meer van dat kleine leed.

UITSLAGEN 2013 t/m 2016
23 keer 1e prijs tegen gemiddeld  4564 d.
Resumé 1e prijzen (geen dubbelingen):
1 11.745 d. 247 km
1, 2, 3, 4 11.474 d.  247 km
1, 2, 3, 4  10.314 d. 194 km
1, 2 10.739 d. 138 km
1, 4, 6 6885 d. 309 km
1, 8, 9, 10 5821 d.  218 km
1 4913 d. 412 km
1, 4 4799 d. 309 km
1, 3 4663 d. 381 km
1 4634 d. 417 km
1, 2 4533 d. 615 km
1, 2 9802 d. (snelste) 
1 3924 d. 467 km
1, 2, 3, 5 1916 d. 356 km
1 1876 d. 612 km
1, 2, 4, 5, 6, 9 1451 d. 381 km
1, 2, 6 1404 d. 313 km
1 1292 d. 381 km
1 786 d. 105 km
1, 6 729 d. 156 km
1, 2, 3 510 d. 164 km
1, 2 421 d. 105 km
1, 4, 5, 6 342 d. 731 km

Zoeken naar goede duiven

Wanneer je de resultaten van Andre en Bert onder de loep neemt word je nieuwsgierig met welke duiven ze dit doen. En waarom blinken ze nu ook uit met jonge duiven terwijl dat een tiental jaar geleden niet lukte?
Je zou kunnen zeggen dat ze altijd op zoek zijn naar goede duiven. Dat zijn er wel meer zult u denken. Dat is een feit, maar de inspanning om de goeie te vinden wordt hier behoorlijk ver doorgedreven. Alleen duiven die er finaal bovenuit springen hebben de aandacht, en het is een kwestie van die duiven tijdig te vinden en er vroeg bij te zijn. 
Moet je daar veel voor doen was de vraag. Het antwoord was ja . En is het een lastige kwestie om ze te vinden? “Soms wel soms niet,” volgens Andre. “We hebben bijvoorbeeld jongen gehaald uit ‘Sagan’ (1e nationale asduif vitesse KBDB 2013) van Patrick Boeckx en de ‘Blauwe Staf”, 1e nationale asduif vitesse 2016 van Staf Boeckmans. Dat het 1e nationale asduiven zouden zijn wisten we toen we ze bestelden en haalden nog niet, wel dat het steengoede duiven waren. Deze twee duiven vinden was een kwestie van uitslagen en duivenkranten lezen. Witte raven zijn vaak tijdens het seizoen al bekend. ‘Blue Dream’ de 1e nationale asduif vitesse KBDB 2010 van August Wouters viel niet alleen op vanwege zijn uitslagen, maar ook op een andere manier. Van die duif stond in de Gazet van Antwerpen dat hij al vier keer de snelste van de hele lossing Quievrain was geweest en dat dat nog niet eerder was voorgekomen. Dat vinden wij niet moeilijk te onthouden, vooral omdat het in een goede maand tijd gebeurde (mei 2009) in een periode met steeds noordoosten wind. Toen die doffer later bij Stellerman zat hebben we er een aantal laatjes van gekocht. Wel met twee duivinnen waarmee we veel kans dachten te hebben; een dochter van ‘Fieneke 5000’ Flor Vervoort en een dochter ‘Kleine Dirk’ van Gerard Koopman. We plaatsten die laatjes beide op de kweek en de (klein)kinderen ervan, ook in 2e en 3e generatie, vliegen moeiteloos 8 tot 10 uur aan een stuk. En dat met als grootvader de 1e nationale asduif vitesse. Als je weet hoe moeilijk het is eendaagse fondduiven te vinden is dat helemaal bijzonder. Voor ons was het in ieder geval een zeer aangename verrassing. En ook als jong doen ze het al prima.” 
Bij Wolfgang Roeper haalden ze jongen van topduiven als de ‘269’ (1e Olympiadeduif Duitsland cat H. Nitra) Ze kweekten de 1e nat. NPO Morlincourt 2016 uit een jong van deze crack. Duitsland mag dan misschien wat minder in de picture staan, maar ook daar zitten volgens Andre steengoede duiven. Bij Roeper bijvoorbeeld wordt steevast vanuit Polen gevlogen en liggen de snelheden meestal rond 1100/1200 mpm. Iedereen die aan vluchten uit het oosten heeft meegedaan weet hoe lastig die zijn. 

Bij de keuze uit de goede vlieger zelf of uit zijn ouders zal de keus meestal vallen op de goede vlieger. Tenzij het een grandioos kweekkoppel is waar al meerdere cracks uit kwamen. Maar hoeveel zijn er daar van?”
Feit is dat er erg veel kilometers worden gemaakt om het goede kweekmateriaal naar Hardenberg te halen. En als je kijkt naar het kweekduivenbestand dan zijn het zonder uitzondering kinderen van Olympiadeduiven, nationale asduiven en duiven die anderszins opvielen door opmerkelijke prestaties. En dan natuurlijk de duiven die in Hardenberg hard hebben gevlogen en op die manier een plaatsje op de kweekkooi hebben verdiend. Met alle andere heb je (te) weinig kans vinden ze. En de uitslagen bewijzen hun gelijk.
Toen ze door alle perikelen als gevolg van een dreigende onteigening een paar jaar wat gas terug namen in het zoeken naar goede duiven, had dat meteen effect op de prestaties. “Stilstaan is achteruitgang en dat nooit weer,” volgens Andre.

Liefde voor duiven

Het mag duidelijk zijn dat er veel energie en tijd wordt gestoken in de duiven. Handelingen overslaan geeft ze een slecht gevoel, de essentiële dingen moeten gewoon gebeuren. “Wij doen het graag,” klinkt het. “En we houden gewoon veel van duiven. Ook wel van andere dieren maar vooral van duiven. En als je dat hebt kun je er ook veel voor doen. Zonder dat je het gevoel hebt dat het een verplichting is en dat het moet.”

Auteur: 

Zircon - This is a contributing Drupal Theme
Design by WeebPal.