Liefhebber:
Onderwerp:
De Gouden Duif 2022 is er eentje om in gulden letters bij te schrijven in het grootboek der duivengeschiedenis. Albert en Francine Derwa-Luxem. ’s Mans mand en gestalte zijn klein, zijn sportieve prestaties zijn van een zelden geziene grootsheid. 8 Vermeldingen, 108 punten, tweemaal Superstar van de Maand, drie vermeldingen met snelheid en halve fond en twee met fond, ondertussen een resem grote namen uit de duivensport het nakijken gevend. Voor wie er nog aan zou twijfelen, Albert is een hele grote, de keizer van de kleine mand, met immer aan zijn zijde keizerin Francine.
vlucht | reeks | a.d. | plaats | coëff. |
---|---|---|---|---|
14/05 Nanteuil | 1e snelheid | 2.032 d. | 2, 10, 11 | 1,13 |
04/06 Sermaises | 1e hafo | 1.341 d. | 1, 3, 2 | 0,447 |
16/07 Soissons | 2e snelheid | 834 d. | 1, 5, 2 | 0,96 |
02/07 Vierzon | 4e hafo | 749 d. | 13, 1, 4 | 2,40 |
09/07 Gueret | 10e fond | 12.208 d. | 157, 63 | 1,80 |
06/08 Soissons | 11e snelheid | 3.425 d. | 2, 105, 19 | 3,68 |
20/08 Sermaises | 12e hafo | 129 d. | 1, 6, 2 | 6,98 |
27/08 Argenton | 19e fond | 2.276 d. | 80, 14 | 4,13 |
De ontvangst aan de sluis in Herent is hartelijk, maar we zijn van Albert (71) en Francine (72) niet anders gewend. Champagne, bloemen en felicitaties worden in ontvangst genomen, emoties gieren door de kamer. Het echtpaar is duidelijk in de wolken met deze overwinning, wij van De Duif zijn dan weer heel blij met zo’n winnaar. Winnaars als deze maken de legende van de wedstrijd alleen maar groter.
Koffie, gebak en mysterieuze, Duitse chocoladebollen worden aangerukt en na de verplichte fotoshoot kunnen we beginnen aan ons gesprek. Wereldschokkende uitspraken, zelfstoef en grootse geheimen hoeven we niet te verwachten. Wel veel charmante verhalen, onterechte bescheidenheid en vooral, we hebben heel veel gelachen. De majestueuze mantel der grootspraak past hem niet, Albert draagt liever de simpele lapjesjas der bescheidenheid. Aan prijzen en overwinningen geen gebrek echter, de kwaliteit van zijn hok is ongekend. Momenteel huizen er 18 kweekkoppels in Herent, daaronder zeven olympiadeduiven, drie nationale winnaars en vier provinciale/zonale winnaars, over andere asduiven of kampioenschappen spreken we dan gemakkelijkheidshalve even niet.
Tekenend voor de bescheiden Albert zijn de openingswoorden van ons gesprek. Geen eigen lof, dat stinkt, geen overwinningsspeech, geen grootse woorden, Alberts openingswoorden waren allemaal naar anderen gericht. Dit tekent de mens Derwa, grote mijnheren komen soms in een kleine verpakking.
Albert en Francine in vervlogen tijden.
Albert: (zichtbaar ontroerd) Dit is prachtig, dit had Jan (Hermans) nog moeten meemaken. Mag ik eerst beginnen met te zeggen dat ik dit allemaal te danken heb aan Frank De Winter en Matthias Coel? Zonder hun hulp zou ik deze prijs nooit behaald hebben. Frank is bezeten met papieren, die man is voor mij een tovenaar met een computer. Hij houdt al die scores bij voor mij, en niet alleen die van de Gouden Duif, hij doet dit voor alle kampioenschappen. Ook de hulp die ik van Matthias krijg valt niet te onderschatten.
Bovendien, ik doe mijn hoed af voor al die vrijwilligers die alle weken helpen in de lokalen. Ik hoor veel klagen en zagen over onze sport, maar één ding is zeker, zonder die mensen is het gedaan met onze hobby!
DD: Je bent nu al vijf minuten aan het praten en je bent alleen nog maar anderen aan het bewieroken geweest. Wij zijn hier om jou te interviewen, jij bent de winnaar van de Gouden Duif 2022. Jij bent hier de grote kampioen, de man die het kan.
Albert: (begint heel hard te lachen) Maar manneke toch, ik kan niks, ik ken niks van duiven. Ieder jaar aan het begin van het seizoen zit ik met de handen in het haar. Hoe ga ik het nu weer moeten doen? Heb ik wel de juiste koppels gemaakt, doe ik het wel goed? Ieder jaar twijfel ik weer, ik weet het ook allemaal niet, meer zelfs, niemand kent “het”.
DD: Maar je palmares liegt toch niet. Eén overwinning kan toeval zijn, jouw palmares is echt geen toeval. Je moet er blijkbaar toch wel iets van kennen.
Albert: Je moet goeie duiven hebben, daar draait alles om. Gezondheid, voorbereiding, vorm en zo, die zijn allemaal belangrijk, maar goede duiven daar begint het allemaal mee. Als ge de goei duiven niet hebt, dan gaat het niet. Ik heb geluk dat ik alle jaren goede duiven heb, maar elk jaar ben ik bang dat het niet meer gaat lukken.
DD: Nogmaals Albert, dat kan niet enkel geluk zijn, ergens heb jij toch een kwaliteit die ervoor zorgt dat jij deze resultaten kan behalen.
Albert: Misschien wel, maar ik kan het ook niet uitleggen. Misschien heb ik inderdaad een soort gevoel, of zesde zintuig, maar nogmaals ik heb daar geen verklaring voor, blijkbaar heb ik dat gewoon. De Willy (Daniëls) dat is er ook zo ene, die heeft dat ook in zich.
Ik denk dat onze kleine mand ook onze sterkte is. Ik ken al mijn duiven door en door. Ik weet alles en ik voel alles. Alles wat je doet moet je met gevoel doen. Ik heb vroeger nog bij een bakker gewerkt, het beste deeg komt niet uit een kneedmachine, het beste deeg wordt met de hand gekneed, met liefde en met gevoel “in goed brood moet zweet van den bakker zitten”.
Wanneer je je lief over haar been aait, dan geeft dat een aangenaam gevoel, zowel bij jou als bij haar. Doe je dit in de winter met een handschoen aan, dan is dat gevoel er niet. Dat huidcontact, die aanraking, die maken die ervaring. Zonder dat gevoel is het niet hetzelfde.
1992: 2e Nat. La Souterraine 21.495 jonge 1993: 1e Nat. La Souterraine 16.889 jonge 2011: 1e Nat. Kampioen jaarlingen 2013: 1e Nat. Issoudun 16.615 jonge 3e Olympiadeduif Allround Slowakije 4e Nat. Asduif Grote Hafo Jaarse 2018: 1e Nat. Argenton 3.319 oude 2020: 2, 4, 53, 349e... Nat. La Souterraine (4/4) 1, 4, 14, 16, 33e Nat. Argenton 4.606 oude + snelste van 27.892 d. (14/16) 1e & 2e Nat. Asduif Grote Hafo 1e & 2e World Best Pigeon 2022: 1e, 2e en 3e Olympiadeduif Allround Roemenië |
DD: Albert, we zitten hier gezellig te kletsen, maar ik moet proberen een chronologisch verhaal te vertellen. We gaan dus opnieuw beginnen en dan wel bij het begin. Hoe ben jij met duiven beginnen spelen?
Albert: Wel, wij waren thuis met zeven, ik had vier zussen en twee broers. Moeder was huisvouw en pa Theofiel werkte in Sint-Rafaël (ziekenhuis in Leuven) als klusjesman, dat was vlakbij want wij woonden zelf in Kessel-Lo. Onze pa was ook al duivenmelker, maar daar weet ik niet meer zoveel van. Toen hij nog speelde was ik nog te klein. Eigenlijk ben ik in duiven terecht gekomen via mijn broer André, die had sierduiven. André was die duiven beu en ik heb die dan maar overgenomen. Zo ben ik beginnen duiven verzorgen.
Sporten, spelen en vooral winnen hebben me altijd al aangetrokken. Zo deed ik ook aan voetbal, tennis, wielrennen, kruisboogschieten, vissen... Ik ben niet in alles een uitblinker, maar ik moet wel kans maken om te winnen, anders doe ik niet mee. Ik moet toch op zijn minst het gevoel hebben dat winst erin zit. Zoals die veldrijders die iedere week roemloos 35e worden op de cross, ik zou dat niet kunnen.
Het wedstrijdelement in duivensport sprak me dus wel aan, en zo zijn de sierduiven sportduiven geworden. In ’65 ben ik dan bij mijn ouders in Kessel-Lo beginnen spelen. Mijn broer André heeft altijd mee blijven de duiven verzorgen tot op de dag van vandaag. Hij
neemt de kwekers voor zij n rekening en helpt bij andere kleine klussen.
Mini-hokken met maxi-prestaties!
DD: En dat duivenmelken, dat lukte direct?
Albert: Nee, daarom ging ik ook bij goeie spelers in de streek langs, om raad te vragen, om te leren. Zo wilde ik eens duiven kopen bij Thomas Paris, een lokale jonge duivencrack. Eerst zei hij dat hij niets had. Later kwam hij eens bij mij langs, mijn duiven keuren. Hij wilde mij duiven verkopen, maar alleen als ik exact deed wat hij zei.
Hij bekeek mijn duiven en ik moest alles opruimen, behalve één duif die ik van Warreke Moens (Kessel-Lo) had, de andere 35 moesten weg. Ik kreeg drie koppels van Thomas om te kweken, als ik naar hem luisterde mocht ik ze kopen (aan 2000 fr per stuk), anders nam hij ze terug. Later kwam hij trouwens nog eens terug en van die eerste 3 kweekkoppels heeft hij er al direct 3 opgeruimd. (lacht)
Hij zei ook dat ik alleen met jonge duiven mocht spelen, niet met oude. “Ge gaat nog werken en daar heb je dan geen tijd voor”, was zijn uitleg. Van hem heb ik ook geleerd om altijd voorzichtig te zijn. Ik luisterde naar hem en de trein was vertrokken.
DD: En Francine vond dat allemaal goed, dat duivenspelen?
Albert: (lacht) Ze had geen keuze hè! Ik speelde al met de duiven voor ik haar leerde kennen, ze moest de duiven er dus bijnemen. Maar serieus nu, natuurlijk heb ik veel te danken aan Francine, en we zijn dit jaar 50 jaar getrouwd, dus we zullen wel iets goed doen.
DD: Groot feest dus dit jaar?
Albert: Dankzij corona hadden we een goed excuus, we zijn gewoon gezellig onder ons tweeën bij Peter Goossens gaan eten, zo een groot feest met al die aandacht, dat hoeft niet voor mij.
DD: Je komt toch naar het Gouden Duif-feest?
Albert: Natuurlijk, daar willen we niet ontbreken. We zijn daar ieder jaar, en dit jaar gaat toch wel bijzonder worden voor ons.
Francine: Hij gaat in kosten vallen, want ik heb een nieuw kleed laten maken.
Albert: Ja lap, het is al van dat. (giert het uit) Nee, nee, serieus, ik laat me ook een nieuw kostuum maken. Ik zal daar wel ouderwets in zijn, maar voor zulke gelegenheid moet je netjes voor de dag komen vind ik, dat is een teken van respect.
DD: Terug naar Francine, hoe heb je haar leren kennen?
Albert: We hadden dezelfde vriendengroep, we woonden ook maar een kilometer uit mekaar. Eigenlijk kan je zeggen dat ik haar al dansend versierd heb, dansen dat kon ik he! We zijn dan getrouwd en hebben hier gebouwd. Eigenlijk heb ik hier nooit echt graag gewoond, maar het is wat het is he?
Eén van de eerste dingen die we deden was een duivenhok bouwen, ah ja. Dat hok ginder is nog altijd mijn eerste hok, dat heb ik gekregen van Thomas Paris. De rest van de hokken heb ik hier waar we nu zitten (momenteel de keuken) samen met Francine in mekaar getimmerd. Zoiets klussen, dat kan ik he. Ik heb jaren in het Heilig Hart (ziekenhuis) gewerkt bij de nonnekes, ik was daar klusjesman en zowat manusje-van-alles. Dat marmeren vogelbad wat je buiten zag staan, dat is eigenlijk de originele doopvont van ginder, bij mijn pensioen zes jaar geleden heb ik die mee gekregen.
DD: Is Luxem echt belangrijk in de duiventandem Derwa-Luxem? Is ze de echtgenote die je vooral met rust laat, of helpt ze ook echt met de duiven?
Albert: Francine was altijd belangrijk. In mijn leven maar ook met de duiven. Ze lapte de duiven, ze maakte de pedigrees, want in dat soort dingen is ze veel beter dan ikzelf. Francine is een slimme he, ze werkte op stedenbouw, ze spreekt haar talen. (tijdens ons gesprek zou er een telefoontje komen vanuit Duitsland, Francine voert inderdaad in vlekkeloos Duits het woord.)
Sinds haar accidentje (hersenbloeding) lukt dat allemaal zo goed niet meer, maar vroeger stak ze zeker mee de handen uit de mouwen. Nee nee, ik heb veel aan de hulp van Francine te danken, en aan mijn broer André, zonder hen had ik nooit in de duiven kunnen bereiken wat ik nu bereikt heb.
DD: Wat vind je zelf dat je hebt bereikt? Wat is het mooiste wat de duivensport jou geschonken heeft?
Albert: De duivensport heeft mee heel mijn leven bepaald. Zonder duiven zou mijn leven er compleet anders uit gezien hebben. Ik ben op zoveel plaatsen geweest waar ik anders nooit zou gekomen zijn. Het allermooiste wat ik aan de duivensport te danken heb zijn echter de mensen. Al die mensen die ik heb leren kennen, al die vriendschappen die ik in de loop der jaren heb opgebouwd, dat is onbetaalbaar. Daar kan geen trofee, geen geld of geen succes tegenop.
Ik ga ook graag naar het duivenlokaal. PAS of niet, ik ga naar het lokaal. Dat sociale wil ik in stand houden. In het lokaal praat ik ook niet over duiven, laat mij maar moppen tappen. Grote uitspraken zal ik nooit doen, daar kunnen ze je achteraf op terugpakken. Hard spelen en niets zeggen, dat is het beste.
DD: Jullie hebben geen kinderen, nooit spijt van gehad?
Albert: Ach, spijt. We hebben het absoluut geprobeerd hoor, daar zal het zeker niet aan mankeren. (lacht) Ach weet je, het leven loopt zoals het loopt. We hebben wel vaak neefjes en nichtjes over de vloer gehad, dat is ook fijn. We hebben vroeger van alles geprobeerd, maar het lukte niet. Op een gegeven moment heb ik tegen Francine gezegd, we stoppen ermee. Ze nam medicijnen en hormonen en zo, uiteindelijk is dat ook allemaal niet gezond, en haar gezondheid riskeren, dat vond ik te ver gaan. Even hebben we dan nog overwogen om kindjes aan te nemen (adopteren), maar dat hebben we dan toch maar niet gedaan. Ik was bang dat dit zou mislukken. Stel dat ik die toch niet zo graag zou zien als dat het mijn eigen kinderen waren? Wat als ik geen goede vader was geweest voor hen? Wie was daar dan het slachtoffer van? Die kindjes he. Dat wil ik niet. Dan maar neefjes en nichtjes.
DD: Denk je dat het ontbreken van kinderen mee heeft gespeeld in je succes als duivenliefhebber?
Albert: Absoluut. Voor ons zijn de duiven onze kindjes. Wanneer het mooi weer is, ontbijten we buiten, dan zie ik de duifjes bezig. Ik ken ze, ik weet alles van ze, als er eens eentje platte mest heeft dan weet ik welke dat is.
In het seizoen heb ik met de duiven ongeveer anderhalf uur werk per dag, maar eigenlijk ben ik daar heel de dag mee bezig. Ik observeer de duiven. De duivinnen pak ik elke dag in de hand, wanneer ik passeer aan het hok blijven ze ook gewoon rustig zitten, ze kennen mij. De duivinnen pakken, dat was altijd heel gemakkelijk. Ik moest vroeger mijn schort maar open doen en de duivinnen hingen aan mijn lijf. Het zijn dan ook vrouwtjes he! (giert het uit)
Eén keer per week geef ik ze een bad, daar worden ze ook rustig en tam van. Vroeger kon ik gewoon buiten duiven pakken, ik zat dan te letten en ze vielen gewoon bij mij op de bank. Tegenwoordig met dat elektronisch constateren is dat allemaal niet meer belangrijk. Ik vind dat eigenlijk wel jammer, ook sportief, daar won ik sowieso al een minuut mee. (lacht)
Links: Matthias (Coel) helpt Albert en Albert helpt graag de jonge liefhebber. Matthias kreeg een koppel eieren van Albert en kweekte daaruit de 1e Nat. Argenton jonge.
Rechts: Frank De Winter en Albert. “Het is mede dankzij Frank dat ik dit win.”
DD: Je speelt alleen met duivinnen, een bewuste keuze?
Albert: Absoluut, zoals ik eerder al zei, je moet met niet meer duiven spelen dan je aankan. Toen ik ging werken was er geen tijd om meer te spelen, en nu loopt het goed, dus waarom zou ik veranderen.
Ik heb ooit met duivers gespeeld, en niet slecht, maar dat is zoveel meer werk. Met duivinnen spelen is gemakkelijker, vind ik. Mijn beste (jonge) duivers gebruik ik op de kweek, maar verder spelen, nee dat doe ik niet meer, na 2012 ben ik al gestopt met het spelen van oude doffers.
In 2013 won “Invictus” nog wel 1e Nat. Issoudun, maar dat was toen een jonge duif. Ook hij is op de kweek gegaan. Er was interesse om hem te kopen maar, ook al speelde ik er niet meer mee, ik wilde hem toch niet kwijt. Achteraf een goeie beslissing, want een dochter en een kleindochter van hem vlogen beide een 1e nationaal.
Maar ik moet niet teveel duiven hebben. Liever speel ik met een kleine mand, dan kan ik het werk meester en ken ik al mijn duiven ook door en door. Ik zie heel graag duiven komen, maar dat moeten er niet teveel zijn. Pas op, ik heb absoluut niets tegen massa-inkorvers hoor. Zonder hen geen duivensport meer, want dan zijn er te weinig duiven om tegen te spelen.
DD: Dus alleen duivinnen?
Albert: Inderdaad, want zoals ik al zei, maar dat weet iedereen, daar heb je minder werk mee. In het begin van het seizoen moet je ze zelfs niet motiveren, die komen zo wel naar huis. Op het einde van het jaar speel ik ze op nest, het is dan dat je veel werk hebt om ze klaar te krijgen. De dag van inkorving krijgen ze hun jongen te zien, enkel te zien, ik doe dan de bakken dicht en neem dan zelfs de kapellekes (zitplankjes) weg zodat ze er niet bij kunnen om ze te voeren, enkel zien. Op het einde van het seizoen ben ik ook altijd, zowel met duivinnen als met doffers, goed geweest op eieren.
Nonkel Albert met neefje Gerry en nichtje Debby in 1997.
DD: Lap je de duiven vaak?
Albert: In het begin van het seizoen wel, de oude een keer of 5-6, met de jongen rijd ik wel een 30-tal keren, maar niet verder dan 25 km. Daarna wordt er alleen nog van thuis getraind, en dan nog. Mijn oude duiven trainen niet goed, die zijn altijd snel terug. Dat komt omdat mijn ploeg te klein is, in een grotere groep zijn er altijd die het voortouw nemen en zo de rest mee aan het vliegen houden. Dat is echter geen probleem. Tijdens het seizoen vliegen ze elke week, dat is genoeg training.
DD: Om Gouden Duif te worden moet je een heel seizoen scoren, en op verschillende afstanden.
Albert: In principe speel ik voor de nationale vluchten, maar natuurlijk moeten ze daar naartoe groeien via eerst vitessevluchten en dan kleine hafo en zo opbouwen.
Men zegt wel eens tegen mij, “Maar Albert, in het begin speel je zo goed op de vitesse, blijf daar toch op doorspelen, je zou nog meer kunnen winnen.” Dat wil ik echter niet. Sowieso vind ik dat je ook eens aan anderen de kans moet geven om te winnen. Een overwinning heeft ook alleen maar belang als je van serieuze tegenstand kan winnen. Wat voor zin heeft het om iedere week de boel op te rollen tegen amper concurrentie? Willen winnen is belangrijk, maar ge moet kunnen winnen tegen goeie.
Bovendien, meer spelen zou ook betekenen dat ik meer duiven zou moeten houden en dat wil ik niet. Omdat ik met een kleine mand speel, moet ik natuurlijk ook wel voorzichtig spelen, verliezen zijn voor een klein hok immers een ramp. Daarom ook dat ik roofvogels zulk een pest vind, een heel grote frustratie van mij.
DD: Heb je gespeeld met als doel de Gouden Duif te kunnen winnen?
Albert: Ik speel nooit voor “iets”, ook niet voor kampioenschappen of asduiven of zo, als het komt dan is het zo, ik ben altijd bang dat het niet lukt als je daar speciaal voor gaat.
DD: Daar zijn die woorden weer, bang, voorzichtig. Ben jij altijd voorzichtig, ligt dat in jouw karakter?
Albert: Ik denk het wel. Francine is niet zo, die durft veel meer, die is dapperder, ik ben altijd voorzichtig. Wanneer we iets nieuws moeten kopen wacht ik ook altijd lang. Ik ben bang om te snel te beslissen, om een miskoop te doen. Zo ook dus met de duiven. Ik korf alleen in als ik denk een kans te maken om te winnen. Ten eerste win ik graag, maar ik wil vooral geen risico nemen. Als ik toch niet kan winnen, waarom zou ik dan riskeren om goeie duiven kwijt te geraken. Want hoe voorzichtig je ook bent, je loopt altijd risico er te verliezen, dit jaar verloor ik een 2 toppers. Geluk heb je altijd nodig in de duivensport en waar geluk bij komt kijken loert ook ongeluk achter de hoek.
Soms zoeken ze het natuurlijk ook. De laatste Châteauroux van het seizoen, toen hebben ze door te lossen ervoor gezorgd dat driekwart van het land al van bij het vertrek uitgeschakeld was. Ze hadden toch kunnen wachten met lossen? Ik hou daar echt niet van, daarom blijf ik liever voorzichtig. Als je ze niet meegeeft kan je niet winnen, maar je kan ze ook niet verspelen.
DD: Heb je behalve over slechte lossingen nog andere kritiek op hogerhand?
Albert: In bijvoorbeeld Nederland klagen ze dat ze te weinig “grote” lossingen hebben, dat snap ik. Maar persoonlijk vind ik dat er hier teveel mogelijkheden zijn. Zo vind ik het niet kunnen dat er mensen uit andere provincies bij ons komen inkorven. Hier zijn te veel mogelijkheden. Ieder in zijn eigen provincie is mijn principe.
DD: We spreken altijd over je kleine mand. Hoeveel vliegers heb je nu klaar zitten voor volgend seizoen?
Albert: Ik heb drie oude en elf jaarse vliegers. Elk jaar begin ik met 60 jongen waar ongeveer de helft van overblijft. Normaal selecteer ik op prestaties, maar als er niet genoeg zijn met de juiste papieren dan mogen er al wel eens een paar blijven die misschien wat minder gevlogen hebben, maar me wel aanstaan.
DD: Wat is toch het geheim van het succes met die kleine vliegploeg?
Albert: Zoals ik al zei, veel geheimen zijn er niet. Ze gezond houden is het enige wat je kan doen. Heel veel verluchten, vriezen of niet, alles gaat open. Natuurlijk moet het hok ook proper zijn, niet maniakaal, maar aangenaam voor de duiven. Bijlichten doe ik niet. In februari krijgen ze een kuur tegen paratyfus, tien dagen Soludox voor de kop, en daarna ga ik naar de dierenarts met alle duivinnen. Als er iets scheelt wordt er individueel behandeld.
Als er één geheim is in mijn methode, dan is het dat. Het zijn allemaal individuen. Als kleine melker kan je meer aandacht geven aan je duiven, een persoonlijke touch. Ik haalde bij Hooymans een doffer bij voor de kweek, maar ze wilden niet paren. Hij was veel te wild. Ik heb hem dan in het donker in het hok gezet en tussendeurtje open. Nu konden ze heel rustig kennismaken en alles kwam in orde. Dit soort “persoonlijke” aanpak kan niet op een groot hok natuurlijk.
DD: Wat voer je?
Albert: Op zich niets bijzonders. Ik heb geen systeem. Ik voer op de grond, ik geef, vooral in de winter, veel gerst. Vitamines geef ik nooit, wel aminozuren en elektrolyten, ook gebruik ik StopMite (Comed) en alle dagen Avidress (Röhnfried).
Ik ben van plan om nu het systeem van Willem de Bruijn te gaan gebruiken, alle dagen hetzelfde. Ik gebruik daarvoor Galaxy light en daar gaan ook nog zonnepitten onder. Dit jaar voer ik ook voor het eerst twee keer per dag.
DD: Je sprak net over het systeem Willem de Bruijn. Kijk jij veel naar andere melkers, leer je van hen?
Albert: Ja natuurlijk, dat heb ik altijd gedaan en een mens is nooit te oud om te leren. Ik heb ook altijd veel gelezen over duiven, je moet ergens je wijsheid halen. Boeken als “Kampioen onthullen” (Victor Vansalen) die heb ik ooit verslonden. Of zoals in jullie krant, Willem en AS, dat lees ik graag, van die mannen kan je iets leren, en die Hollanders zijn tenminste niet op hun mondje gevallen, die durven het zeggen zoals het is. (lacht)
DD: Schakel je over naar het voersysteem van Willem omdat je daarin gelooft, of gewoon omdat het minder werk is?
Albert: (lacht) Allebei! Natuurlijk geloof ik erin, maar het komt me zeker goed uit dat het makkelijker is. Kijk, net als Willem heb ik ooit alles gedaan en geprobeerd voor de duiven. Ik doe nu steeds minder en minder. Mijn hokken zijn al 15 jaar niet meer ontsmet. Ik ben te lui geworden, de schwung is eruit. Toch lijkt het allemaal nog te lukken.
DD: Je bent weer te bescheiden Albert, het is meer dan “nog lukken”, je bent verdorie Gouden Duif geworden. Je zegt dat de “schwung” eruit is, maar de “drive” is er nog. Net als alle kampioenen ben je toch een winnaar, met minder ben je toch niet tevreden?
Albert: Absoluut, biljarten, vissen of duiven-
spelen, ik wil kunnen winnen. Daarvoor is investeren nodig. Als ge blijft trappelen is het gedaan. Ik speel(de) ook altijd graag tegen goeie, want daar word je beter van. Ik vroeg graag raad aan andere melkers want van elke topper kan je leren.
Weet je, ik moet niets meer bewijzen, maar ik wil wel altijd blijven presteren. Als ik ooit slecht begin te spelen, dan stop ik. (stilte) Maar voorlopig gaan we dus nog door! Half januari begin ik met de duivinnen te koppelen, als het koud is paren ze zo licht niet.
DD: Je sprak reeds over Willem en AS, naar wie in de duivensport kijk jij op?
Albert: (denkt lang en diep na) Er zijn veel grote spelers voor wie ik bewondering heb, maar naar wie ik opkijk? (weer een stilte) Schrijf maar op, naar Gerard Koopman! Ik bewonder hem als duivenliefhebber, maar vooral als mens, schone mens!
DD: Tot slot, welke raad wil je aan beginnende melkers geven?
Albert: Als ge begint, speel dan alleen met jongen. Zeker als je ook nog gaat werken, anders wordt het veel teveel werk. Je mag niet teveel willen doen. Niet eerst al je energie in de oude steken, als het dan daarmee niet wil lukken, dan hebben ze daarna niet meer de energie en de goesting om genoeg tijd en werk in de jongen te steken.
DD: Albert, Francine, merci voor jullie tijd. Ik kijk er al naar uit om jullie te zien staan blinken op het podium in Broechem.
Albert: Merci menneke. Hier pak nog een speculaas mee voor Anke. Zelfgebakken he, naar een recept dat ik nog van de nonnen heb gekregen.
Albert, de minzame man met de kleine mand, en Francine, de straffe madam die altijd achter, naast en als het moet voor “hare vent” staat. Het bewijs dat grote kampioenen niet altijd een grote mond moeten hebben. Niet alle grootmeesters blazen hoog van de toren. Het bewijs ook dat je geen lefgozer moet zijn om te presteren, voorzichtig gaat ook.
Duivensprookjes bestaan, en ze beginnen met, “... ooit was er eens een klein duivenhok, in Herent aan de sluis...”.
Downloads:
Auteur: