Liefhebber:
Onderwerp:
Pulle – Rik Hermans werd niet geboren in een duivennest, hij zag het levenslicht ten huize Jan Hermans. Dat was geen duivennest, dat was een ware duivenkraamkliniek. Jan Hermans was een ware duivenlegende. Loodzware schoenen om te vullen dus.
Met lef, talent, doorzettingsvermogen en heel veel panache vulde Rik echter dit schoeisel. Als jonge knaap schitterde hij eind jaren negentig reeds in Nederland. Hij won er 1e, 2e, 4e, 7e etc. Nationale Asduif jong. Later (in 2005) verhuisde hij met Cindy en de kids naar België, om zich er te meten met de wereldtop. Rik nam de maat en vervoegde de wereldtop. Hij won vier nationale vluchten, twee olympische titels, twee tweede nationale asduiven etc., maar één groot hiaat bleef er als een gapende wonde open op zijn palmares, een 1e Nationale Asduif.
Voor Jan
Na het behalen van zijn laatste nationale overwinning plaagde Jan zijn zoon met de woorden “en nu maar eens een asduif winnen!” Jan was ongetwijfeld fier op zijn zoon, maar Jan verkondigde zelden onzin. Hij wist wat hij zei. Zo vertelde hij mij ooit: “Onze Rik is een betere duivenmelker dan ik.” Rik zelf is veel te bescheiden om deze woorden zelf in de mond te nemen, doch als hij dit citaat uit het artikel verwijdert dan spreek ik twee weken niet tegen hem.
U dient namelijk te weten, naast zeer succesvol duivenmelker is hij ook bedrijfsleider van Jan Hermans Pigeons NV en hoofdredacteur van deze krant. Ook daarin trad hij immers in vaders voetsporen.
Vorig jaar op Bourges van 10 augustus dook BE21-6167152 als eerste het hok in en werd uiteindelijk afgevlagd als 8e nationaal, genoeg om de titel 1e Nat. Asduif grote halve fond oude KBDB binnen te halen. We waren er zelf getuige van hoe alle aanwezigen emotioneel werden. Dit was immers niet zomaar een prijs, dit was een droom die uitkwam, de droom van Jan. Dit was er dan ook eentje ter ere van Jan Hermans die het helaas niet meer zelf mocht meemaken, maar de winnende duif werd, hoe kan het ook anders, “Janne” genoemd.
In de zomermaanden is Rik, naar eigen zeggen, bijna fulltime duivenmelker. Op maandag is hij hoofdredacteur van de krant maar verder gaat zijn focus hoofdzakelijk naar de duiven. Vanaf september zet hij dan een andere “klak” op en begint het winterseizoen met o.a. de voorbereidingen van de Golden Ten, en wordt hij terug bedrijfsleider. Zelf stelt hij het zo: “In de winter ben ik drie minuten per dag met mijn duiven bezig, in de zomermaanden gaat 90% van mijn tijd naar hen.
De installatie in Pulle is in tweeën gesplitst. Rik bekommert zich over alles wat vliegt en Johan Brans (51) ontfermt zich over de kwekers en alle duiven die bedrijfsmatig in Pulle zitten. Johan beheert zo’n 40 kweekkoppels, kweekt een 80 jongen uit de eerste ronde (gekoppeld 15 december) en een 50-60 uit de tweede. Natuurlijk beslist Rik over de koppelingen. Hij luistert echter altijd naar de adviezen van Johan en vertrouwt de verzorging volledig aan hem toe. Iedereen in het team is belangrijk. Eén van Riks motto’s is immers, een ketting is maar zo sterk als de zwakste schakel!
Zo staat Rik er ook op om buurman Danny Van Dyck te vermelden. Waarschijnlijk staan er nergens in het land twee tophokken zo dicht bij mekaar. Wie ooit bij Rik duiven is gaan letten heeft zeker het hoofd van Danny al boven de schutting uit zien verschijnen. De twee vrienden delen dezelfde passie en helpen mekaar waar mogelijk. Heeft Rik andere verplichtingen voor de firma of met het gezin, steeds staat Danny paraat. Beter een goede buur dan een verre vriend zegt de wijsheid, een goede buur kan echter ook een goede vriend zijn. Daarom, uit monde van Rik, Danny merci!
2011: 1e Nat. Bourges 24.676 oude 2015: 1e Nat. Chateauroux 25.710 jaarse (snelste 44.314 d.) 2016: 1e Nat. Bourges 28.078 jonge 2019: 1e Nat. Issoudun 11.465 jaarse (snelste 19.713 d.) |
1e Olympiadeduif jaarse Poznan 2011 1e Olympiadeduif oude Brussel 2017 |
1e Nat. Asduif grote halve fond oude 2024 2e Nat. Asduif grote halve fond oude 2016 2e Nat. Asduif grote halve fond jong 2019 4e Nat. Asduif kleine halve fond jong 2018 4e Nat. Asduif grote halve fond jonge 2021 6e Nat. Asduif grote halve fond oude 2014 7e Nat. Asduif grote halve fond oude 2020 8e Nat. Asduif grote halve fond oude 2019 8e Nat. Asduif grote halve fond jong 2019 10e Nat. Asduif allround jong 2023 11e Nat. Asduif grote halve fond jonge 2021 12e Nat. Asduif grote halve fond oude 2021 12e Nat. Asduif grote halve fond jonge 2015 15e Nat. Asduif grote halve fond jaarse 201 |
5e Nat. Kampioen grote halve fond oude/jaarse 2019 5e Nat. Kampioen grote halve fond jonge 2022 6e Nat. Kampioen grote halve fond oude/jaarse 2023 6e Nat. Kampioen grote halve fond oude/jaarse 2024 |
Alles op de GHF, Barcelona voor Jan
De vliegploeg in Pulle is bescheiden, ze bestaat uit 20 koppels op totaal weduwschap en nog wat losse duivinnen die tussen de jongen zitten (dit jaar 8). Half maart worden ze gekoppeld en na een 5-10 dagen worden de eieren weggehaald en vat het weduwschap aan. Half juli gaan de jongen dan weer uit mekaar.
Dat hij een asduif scoort in de koninginnendiscipline van de duivensport is geen toeval. De grote hafo is Riks speeltuin, kampioenschappen interesseren hem niet, nationale asduiven, daar doet hij het allemaal voor. Vitesse, kleine hafo, alle voorbereidingen, alles staat in het teken van de nationale vluchten.
Omdat Barcelona echter de grote duivenliefde van vader Jan was, startte Rik in 2020 echter met een bescheiden Barcelonaploeg. Bij Jan zaten wegens diens gezondheidsproblemen geen duiven meer en zo zou hij bij Rik toch nog kunnen gaan letten op de Barcelonavliegers. Het leven besliste daar echter anders over (Jan overleed op 12 maart 2022), maar ter ere van Jan werd de ploeg aangehouden.
Dit seizoen beschikt Rik over 11 duiven voor Barcelona en 20 jaarlingen die naar Agen gaan. Het ene jaar speelt hij met oude en jonge, het andere met jaarlingen en oude. Dit zijn echter de duiven waar de minste aandacht aan geschonken wordt. Is er eens te weinig tijd om alles uit te laten, dan zijn zij de eerste die binnen blijven. De focus ligt elders en deze duiven moeten zich echt op de vluchten in conditie vliegen.
In 2022, enkele maanden na het heengaan van Jan, korfde Rik dan voor het eerst in op Barcelona. Alsof Jan er zich daarboven persoonlijk mee gemoeid had werd het een fantastisch resultaat. Bij zijn eerste deelname won Rik immers 13e en 23e Nationaal op Barcelona. Dit was er echt ene voor Jan. Op dit resultaat was vader misschien nog trotser geweest dan op de huidige asduif.
Janne en Sidney
En zo hebben we een mooi bruggetje naar de reden van dit artikel, “Janne” die 1e Nat. Asduif grote halve fond oude KBDB 2024 werd. Maar natuurlijk zit er op een hok als dat van Rik meer dan één topper. Die andere topper is “Sidney”. Eind 2024 zijn beide dames na vier vliegjaren (een als jong en dan nog drie seizoenen) verhuisd naar de kweek. Sowieso speelt Rik gemiddeld maar tot hun derde jaar met zijn duiven. De voorgaande jaren waren die twee echter steevast zijn eerste 2 getekenden.
“Janne” vloog als jong al direct goed. Op 7 vluchten vloog ze 6 keer prijs per tiental en werd zo 1e Asduif jong in de Kempische Fondclub. Ook als jaarling en tweejaarse kon je er niet enkel een huis, maar zelfs een heel appartementencomplex op bouwen.
Sidney vloog als jong niet schitterend maar ontpopte zich daarna wel tot kopvliegster van de twee. In 2023 werden ze samen 6e Nat. Kampioen Grote halve fond. Rik speelt niet voor kampioenschappen, maar hij zei in de winter al tegen enkele vrienden dat die twee samen in 2024 wel eens voor het nationaal kampioenschap konden gaan. “Sidney” begon nog knap maar zakte halverwege wat weg, om nog met een exploot te eindigen. “Janne” nam de koptrekkersrol in 2024 echter met verve over. Uiteindelijk werden ze, grotendeels samen, opnieuw 6e Nat. Kampioen.
De pedigrees en uitslagen van “Janne” en “Sidney” vindt u bij deze reportage.
Ongetwijfeld horen we de komende jaren nog van deze duiven, of beter gezegd van hun nakomelingen. Nu is het echter tijd om eens van de man zelf te horen, daarvoor zijn we tenslotte hier. Daarom laten we hem nu graag aan het woord aan. Zelf had ik, in een creatieve bevlieging, de titel bedacht, “Henri, portrait of a serial winner”, naar analogie met de bijna gelijknamige film. Zelf zou hij hier nooit mee akkoord gaan, daarom deze tussentitel:
Henri, portrait of a serial winner
DD: Rik, we vliegen er maar direct in, rijd jij veel met je duiven?
Rik: Met de oude probeer ik voor het seizoen een keer of 3-4 te rijden, maar sommige jaren komt het er niet van en gaan ze gewoon met enkel training aan huis de mand in voor Quiévrain. In principe hebben die ervaring genoeg, als jong vliegen ze al drie of vier nationals. Met de jongen wordt natuurlijk meer gereden. Die worden wel een keer op 10-15 gelapt voor ze de grote mand ingaan. Wat dat betreft is het een zegen dat mijn zonen Jelle en Sven beide hun rijbewijs hebben. Ze helpen ook duiven enten enzo. Sven is nog geen duivenmelker maar hij begint er toch stilaan smaak in te krijgen. Toen we eind april een week op vakantie waren, bleef Sven thuis en is de eerste ronde 3x gaan lappen. In het begin duurde het even voor hij ze allemaal te pakken had, maar dat beterde snel.
DD: En tijdens het seizoen? Rijd je bijvoorbeeld wanneer ze wat minder presteren?
Rik: Ik durf wel eens rijden tijdens het seizoen, maar niet omdat ik het vermoeden heb dat ze in mindere vorm zijn. Ik geloof niet dat extra rijden, en hen dus extra belasten, dan de oplossing is. Vorig jaar kwamen de jongen niet goed. Je probeert van alles, dus ik ben dan wat extra gaan rijden, maar het haalde niets uit.
DD: Vertel eens wat over de training aan huis?
Rik: Om 6 u zijn eerst de duivinnen aan de beurt, daarna de doffers, dan de fondduiven en uiteindelijk de jongen. Deze zitten verduisterd van 17u30 tot 9 u ’s morgens en dit van 1 april tot 21 juni. Soms verduister ik wat langer, soms alleen ’s avonds nog. Dit niet om ze langer te kunnen spelen, maar eerder om ze rustig te houden. De jonge doffers en duivinnen jagen anders heel de dag op mekaar. Door de dag korter te houden krijgen ze zo verplicht genoeg rust.
In het begin van het seizoen trainen de oude twee keer per dag, zo’n 45-60 min per keer, vanaf nu is dit nog maar een keer. De jongen vliegen altijd wat minder, meestal max. 30-45 min. Om de duiven in de lucht te houden gebruik ik twee ballonnen gevuld met helium.
DD: Krijgen ze hun partner te zien voor de vlucht?
Rik: Dat doe ik, behalve op de vitesse, vanaf een week of twee voor Bourges I. Hoofdzakelijk omdat dit voor mij gemakkelijker is. Het duivinnenhok is heel krap en als ze samen zitten, kan ik ze veel makkelijker pakken om ze zo rustig in te korven. Bij thuiskomst mogen ze minimaal een uur of drie samen blijven, maar ook regelmatig tot de volgende ochtend. Dit doe ik op gevoel, afhankelijk van de omstandigheden.
DD: Je laat ze dus niet zozeer samenkomen ter motivatie?
Rik: Ach weet je, motivatie, dat is allemaal heel dubbel. In het verleden heb ik daar ooit aan het einde van het seizoen eens werk van gemaakt, maar dat viel enorm tegen. Dus sindsdien doe ik gewoon (bijna) altijd hetzelfde.
Er zijn soms echter uitzonderingen. Een halfbroer van “Janne” wilde op een gegeven moment altijd naar het eethok van de duivinnen. Ik heb dan voor inkorving de deur naar dat hok een stukje opengezet en hem samen met zijn duivin los op het hok . Uiteraard zaten ze al snel samen in dat voerhoek. Die vlucht vloog hij 4e Nat. Châteauroux. Lag het daaraan, ik zal het nooit weten. Laat ik het erop houden dat het de ene keer werkt en de andere keer niet. De vlucht daarna deed ik hetzelfde en miste hij.
Zoals met veel zaken in de duivensport, en alle topsport eigenlijk, spreken we over marginal gains. Alle kleine beetjes kunnen helpen, elke percent telt. Op aanraden van Kris Cleirbaut heb ik ook “Janne” extra proberen te motiveren om haar asduiftitel binnen te halen.
DD: Vertel!
Rik: Zoals ik al aangaf, ik speel niet voor kampioenschappen, wel voor asduiven. Na Argenton stond “Janne” er goed voor maar ze had zeker nog één en liever twee goeie prijzen nodig. Voordien had ze al 582e Nationaal Bourges I gevlogen, 21e Nat. Argenton, op Poitiers miste ze - dat was een rotvlucht waarop ik mijn twee beste duivinnen van 2022 verspeelde (beide 3x top 100 en nog 3x top 200 nationaal - en de volgende Argenton vloog ze 20e nationaal.
Er waren nog drie vluchten die telden, La Souterraine, en tweemaal Bourges. Er werd voor die La Souterraine heet weer voorspeld. Bij (te) heet weer heb ik de laatste jaren al tweemaal het deksel op mijn neus gekregen en ik was dus voorzichtig geworden en wilde eigenlijk die vlucht overslaan.
Maar Janne had dus nog die een of twee prijzen nodig en er waren maar drie kansen, dus besloot ik toch haar mee te geven.
Op aanraden van Kris (Cleibaut) dus heb ik “Janne” voor La Souterraine extra proberen te motiveren. Ik gooide, omdat de andere duiven toch niet mee moesten, alle andere doffers buiten en zette “Janne” voor de inkorving een uur samen met haar doffer, rustig alleen op het hok. Op het einde gooide ik er nog een extra duivin bij. Of het geholpen heeft weet ik niet, want het was de doffer die steeds de vreemde duivin uit hun bak kieperde.
Eén duif meegeven is ook onnozel, dus pakte ik een duivin van het jongenhok en die twee dames gingen de mand in naar La Souterraine. “Janne” vloog uiteindelijk de 4e en haar collega de 37e nationaal, in de Kempische Fondclub wonnen ze zelfs 1e en 2e tegen 63 oude, wel met 13 minuten ertussen. Nu had ze drie absolute kopprijzen, maar Denis Sapin stond nog steeds aan de leiding met een topcoëfficiënt, en dus moest het gebeuren op de twee resterende Bourges.
De week na La Souterraine ging de hele ploeg terug mee naar Bourges. De motivatie was als vanouds, alle koppels werden zo’n 45 minuten in hun bak opgesloten en daarna rustig in de mand gezet. “Janne” zou in de top 20 nationaal moeten vliegen om Sapin te kloppen, konden we vooraf berekenen. Om 14u15 viel er dan een duif (16e Nat. jaarse) maar werd er even gevloekt omdat het niet “Janne” was. Vier minuten later werd er nog eens gemopperd, omdat ze “te laat” was (ze kon niet meer in de top 20 vliegen). Om 14u20 kwam er nog een jaarling (45e nat.) meteen daarna gevolgd door “Janne”. Met een 35e nationaal vloog ze zich naar de tweede plaats in de voorlopige asduifstand, maar echt vrolijk was ik eerst niet. Met een 21e, 4e en 35e nationaal drie weken op rij had ze het echter fantastisch gedaan, en had ik me al min of meer neergelegd bij een uiterst eervolle zilveren medaille in het asduifklassement.
De laatste Bourges, 14 dagen later, moest Janne uiteindelijk een 11e nationaal vliegen om voor Sapin te komen. Die vlucht heb ik dan voor inkorving hetzelfde spel gespeeld met die extra duivin, nogmaals, wie zal het ooit kunnen zeggen of het geholpen heeft. Die dag zaten we te letten met toch wel wat spanning. Wij zagen haar niet komen, maar Danny riep dat er een was en plots dook ze binnen. Voorlopig stond ze als 5e nationaal geklasseerd, maar natuurlijk moest de achtervlucht nog komen. In Oud-Turnhout waren ze al weken in topvorm.
Ze mocht nog zes plaatsen verliezen, de kansen waren dus gunstig, maar nog niets was zeker. Gelukkig vielen er diverse duiven en had ik geen tijd om naar de meldingen te kijken, maar uiteindelijk kwamen er op de verste afstanden nog drie duiven voor en ze werd 8e. De asduiftitel was binnen. Onze pa zou heel blij en fier geweest zijn. (even wordt het stil in de kamer)
DD: Je nam wel een serieus risico door te blijven vliegen met haar, je had tenslotte een half mirakel nodig. Je klopte Sapin uiteindelijk in een sprint op de meet, maar voor hetzelfde geld was je ze verspeeld. Tweede nationale asduif was toch ook mooi geweest?
Rik: Maar het is geen eerste he? (lacht) Om te winnen moet je spelen en al eens een risico durven nemen. Dat zit wel in mijn karakter. Ik durf risico’s nemen, maar ik blijf ook altijd behoorlijk rustig en kan alles relativeren. Als ik een goeie kwijtspeel ben ik daar een dag mottig van en dan ga ik verder. Kees Bosua zei ooit: “Als je nooit een goeie verspeelt, dan heb je geen goeie!”
DD: Je bent iemand die wel graag risico’s neemt he?
Rik: Dat valt best mee. In principe geef ik iedere week mee. Je moet er vertrouwen in hebben dat ze niet lossen als het niet verantwoord is. Natuurlijk spaar ik de doffers al wel eens, je moet naar de omstandigheden kijken en flexibel durven zijn. En ook de duivinnen durf ik al eens te laten rusten, zoals gezegd, ik speel niet voor kampioenschappen.
Maar soms ben ik ook voorzichtig hoor. In 2019 had ik een jonge duivin, “Friendly”, die er heel goed voorstond voor asduif. Ze kwam op dinsdag van het lossen aan huis ’s avonds om 17u30, na 9 uur weg te zijn geweest, stikdood thuis, maar ik heb ze donderdags toch op de volgende Argenton gezet. Ze won toen 11e provinciaal. Ze was redelijk uitgeput maar stond na drie vluchten bovenaan in de asduifcompetitie. Ik heb daarna geen risico meer genomen met haar en ze de laatste vlucht thuis gehouden. Achteraf een juiste beslissing want ze had geen kans gehad. Nog voor de eerste duif thuis was in Antwerpen kon ze al niet meer winnen. Ze werd in 2020 mijn beste jaarling, maar op de hete Bourges in augustus - met de jongen werd de vlucht geannuleerd - kwam ze niet meer thuis. Als je nooit een goeie verspeelt... zeker?
Zoals ik al zei, ik ben goed in relativeren en dat moet je kunnen in de duivensport. Bovendien, zelfs wanneer er iets negatiefs gebeurt op je hok, of in het leven, dan nog kan dit op langere termijn positieve gevolgen hebben. Zoals nummer 14 zei, “elk nadeel heb zijn voordeel”.
DD: Je mag Cruijff citeren, maar dan moet je wel een voorbeeld geven!
Rik: (lacht) Oké, een anekdote. De “Propere” en “Klein Martine” waren een vast kweekkoppel. Op een gegeven moment legde “Klein Martine” echter niet meer en moesten we dus een andere duivin zoeken om de “Propere” tegen te zetten. Ik stelde in 2015 voor om “Athena” eens te proberen. In het voorjaar stopte de “Propere” echter ook met bevruchten. We hadden nog twee jongen van hen, de twee laatste dus, en die zaten tussen de jongen op het vlieghok.
Toen deden we iets dat we normaal nooit doen. We haalden die twee jongen van het vlieghok. Eén jong ging naar een Chinees die absoluut nog eentje van de “Propere” wilde hebben en de andere, “Princess Proper” verhuisde direct naar het kweekhok. Zij werd de moeder van “Chucky” en “Beauty” en grootmoeder van “Janne”. Als “Klein Martine” dus niet was gestopt met leggen en de “Propere” met bevruchten waren die drie duiven er niet geweest en dus ook deze titel van 1e Asduif niet.
Maar het verhaal gaat nog verder. Nu de “Propere” niet meer bevruchtte moesten we op zoek naar een andere doffer voor “Athena”. Dat werd in 2016 de “Kleine Koopman”, gekocht op de Golden Ten trouwens, en uit dat koppel kwam “Nike” (1e Nat. Bourges). Dus ook “Nike” zou er zonder die twee tegenslagen niet geweest zijn. En zo kan uit iets slechts dus iets goeds verder komen, en daarnaast speelt het stom toeval of iets klein onnozels ook vaak een grote rol.
DD: Geef daar ook eens een voorbeeld van!
Rik: Iets klein onnozels dan dat heel belangrijk bleek te zijn. “Chucky” had als jong een vaste duivin en ook als jaarling werd hij aan haar gekoppeld. Eind mei won hij 8e Nat. Bourges, maar de vreugde was dubbel want zijn duivin bleef achter. Ik gaf hem een nieuwe duivin maar hij vloog geen prijs meer. Hij leek het nochtans goed te kunnen vinden met haar. De week nadien met nog een andere duivin van hetzelfde laken een pak.
De liefde was groot genoeg, maar “Chucky” kwam drie weken op rij als laatste of voorlaatste thuis. Ik brak er mijn hoofd over, maar kon maar niet vinden wat er mis was. Hij was gezond, alles leek oké met de duivin, wat was het probleem. Plots moest ik aan een voorval van enkele weken voordien denken.
Je moet weten, in de winter zitten ze op kappelletjes voor en naast de broedbakken, en in het voorjaar worden die verwijderd. Van eentje was de schroef echter kapot waardoor ik dat er niet af kon halen, dus liet ik het maar hangen, en daar zat hij altijd op. Toen moest er gewerkt worden aan de alarminstallatie en tijdens die werken, drie dagen na Bourges, stootten ze tegen dat kapelletje en brak het af.
“Chucky” zijn dip begon de vlucht na dit voorval. Zou het daaraan gelegen hebben? Wie zal het zeggen, maar ik hing dat kapelletje terug en hij was terug vertrokken met presteren. Twee weken later won hij 1e Nat. Issoudun! Het kan niet bewezen worden, maar het kan bijna niet anders of dit was het gevolg van dat kapelleke!
Dan de laatste anekdote... In 2016 werd “Godiva” 2e Nationaal Asduif en Olympiadeduif. Ze raakte op vier weken driemaal haar partner kwijt, maar kreeg telkens een nieuwe doffer bij wie ze bij thuiskomst van een vlucht eigenlijk meteen in zijn bak vloog. Ze was niet kieskeurig blijkbaar, maar misschien zorgde het wel elke keer voor nieuwe motivatie. Of “elk nadeel heb zijn voordeel!”
DD: We hebben het nu al veel over het verleden gehad. Hoe zie je de toekomst, wat verwacht je van dit seizoen?
Rik: Om heel eerlijk te zijn, begon ik dit seizoen met niet al te hoge verwachtingen. De twee beste van 2021 (“Sidney” en “Janne”) zijn naar de kweek gegaan. De twee beste van 2022 ben ik verspeeld op Poitiers 2024. Een daarvan had 3x top 100 gevlogen, 3x top 200 en nog 3x top 500, de andere ook 3x top 100, 3x top 200 en 2x top 600 nationaal.
Zoiets doet pijn, met mijn kleine ploeg ben ik wat dat betreft kwetsbaar. Omdat ik in principe alle duiven op dezelfde vlucht speel, denken mensen nogal snel dat ik behoorlijk veel duiven heb, maar schijn bedriegt. Met zo’n klein aantal duiven ben je natuurlijk veel kwetsbaarder dan met 100 of 200 oude vliegduiven. Maar ik kies hier zelf bewust voor. Iedereen mag van mij met zoveel duiven spelen als hij/zij wil. Ik denk zelfs dat dat met veel duiven spelen zeker niet makkelijker is dan met minder. Pa zei me altijd al “als je het met weinig duiven niet kan, kan je het met veel duiven zeker niet”, en daar ben ik het helemaal mee eens.
Daarnaast vloog ook de lichting jaarlingen (2023) maar heel gewoontjes en hier ligt de lat toch hoger dan “gewoontjes” normaal gesproken.
Vorig seizoen was voor mijn jonge duiven bovendien een heel slecht jaar. Ik had ze uit tijdsgebrek ingespoten tegen de pokken i.p.v. ouderwets te enten met het kwastje (follikelmethode), maar toch hebben er veel duiven pokken gehad, zeker de doffers. Die pikken natuurlijk meer in de mand dan duivinnen. Ook hadden ze afgelopen jaar veel meer last van one-eye-cold dan anders. Al deze dingen zijn natuurlijk niet bevorderlijk voor hun conditie, maar dit wil dit natuurlijk niet noodzakelijk iets zeggen over hoe ze in de toekomst zullen presteren.
DD: Dus je verwachtte niet veel dit jaar, maar hoe doen ze het tot nu toe?
Rik: Wel, eigenlijk valt het tot nu toe goed mee. Er zijn een aantal jaarlingen goed aan het vliegen en ook enkele oude pakken het op. Een duivin van 2022 van Willem (de Bruijn) vloog als jaarling 7 keer prijs per 10-tal, vorig jaar vloog ze 6 prijzen waaronder 4 keer per 100 (16e en 48e Nat.) en dit jaar vliegt ze al 8 keer prijs op 8 vluchten en 3 keer per 100.
Momenteel heb ik er nog een 25 (van de 39) die mee kunnen, naast de duivinnen tussen de jongen dan. Op de eerste Quiévrain verspeelde ik er al vier, eentje is een maand later wel thuisgekomen. Daarna verloor ik er nog een op de volgende Quiévrain, twee op Melun, een op Montargis, twee op Bourges en eentje gekwetst en daarnaast heb ik er nog twee van het hok gehaald die niet voldeden. Kortom, veel meer verliezen dan anders. Maar we moeten roeien met de riemen die we hebben...
DD: Krijgen de duiven veel kansen bij jou? Heb je een scherp mes?
Rik: Als jonge duif krijgen ze heel veel kansen. Je moet selecteren op de vluchten die je wil spelen, al de rest telt niet. Zolang ze thuiskomen en gezond blijven, blijf ik ze meegeven. Als jong vloog “Athena” tot en met Argenton geen platte prijs. Velen zouden haar al opgeruimd hebben, ik dus niet. De laatste twee vluchten vloog ze 12e Nat. La Souterraine en 12e Nat. Gueret! Als jaarling vloog ze 18e Nat. Argenton, 33e Nat. La Chatre en 1e Dourdan in Union Antwerpen.
Als 2-jaarse raakte ze na haar eerste Quiévrain gekwetst aan de vleugel en was ze een scheefvlieger. Ze verhuisde dan naar de kweek waar ze de moeder werd van “Nike”, grootmoeder van “Chucky” en overgrootmoeder van “Janne”. Ik ben dus best blij dat ik haar niet opgeruimd heb.
Voeding
DD: Vertel eens wat de pot schaft in Pulle?
Rik: Ik heb nooit iets anders dan Versele-Laga gevoerd. De meest gebruikte mengelingen zijn Gerry Plus, de Champion Plus en Energy Plus en Master R Exclusiv. De eerste 2-3 dagen krijgen ze een lichte mengeling, daarna begin ik op te voeren met sport en energy, niet volgens een schema, maar op gevoel. Ik geloof in de wetenschappelijke benadering van de duivensport, ik geloof in de “marginal gains”, maar omdat we nu eenmaal niet alle data en cijfers hebben gebeurt dit wel meestal op gevoel. Duivensport zoals ik ze bedrijf is topsport en de begeleiding daarvan is op wetenschap gebaseerd, maar ook op fingerspitzengefühl. Mathieu (van de Poel) wordt met veel wetenschap begeleid, maar het blijft zijn gevoel dat zegt wanneer en waar hij moet demarreren.
Om verder te gaan met de voeding, de laatste maaltijden voor de vlucht (woensdag en donderdagochtend) krijgen ze meestal half sport en half energy met daarbij olie, Hemolyt 40 en Boost X5 (Oropharma) over het eten. De laatste voederbeurt is altijd eten zonder iets extra.
De dag van inkorving gaat er wel Dextrotonic en Carmine Mega Forte in het drinken. Bij nationale vluchten krijgen ze dit al van ’s woensdags.
Bij thuiskomst van een vlucht krijgen ze Champion Plus zonder toevoegingen, en elektrolyten in het drinkwater. De dag nadien wordt overgeschakeld op Gerry Plus met probiotica, biergist (B-pure) en eiwitten (Hemolyt 40).
De duivinnen komen binnen op het hok waar ze eten krijgen en mogen gedurende 15-20 minuten zoveel eten als ze willen en dan schuiven ze op. De doffers krijgen hetzelfde en krijgen zo goed als volle bak.
In de winter krijgen ze eenmaal daags eten, in het seizoen twee keer per dag. Als ik de duivinnen ’s avonds loslaat zonder eten trainen ze minder goed, dus mogen ze voor de training al een beetje eten.
Is het nodig, al die bijproducten en aangepaste voeding? Kijk, je zal van een ezel geen koerspaard maken, maar op een zeker niveau ben ik ervan overtuigd dat alle kleine beetjes helpen, marginal gains he. Bovendien: baadt het niet, dan schaadt het niet, maar als je de duiven 1% extra kan geven, maakt dit op de uitslag vaak het verschil tussen top 100 of niet.
DD: En wat op gebied van medische begeleiding?
Rik: Al heel mijn leven ga ik naar dezelfde dierenarts, Rob Hoekstra. Rob en pa waren kameraden en speelden in tandem. Medicatie geef ik liefst individueel en in pilvorm. Meestal ga ik in maart al eens naar Rob en dan nog eens voor de start van de hafo, vanaf dan om de 2-3 weken. Vorig seizoen voor Bourges hebben ze een pil gekregen tegen tricho en heb ik tegen de koppen gekuurd.
Rob zegt ook altijd, “een beetje tricho of coccidiose kan geen kwaad, als ze conditie krijgen vermindert dat vaak vanzelf”. Ik probeer het kuren dus zo lang mogelijk uit te stellen, en als ik iets moet geven wacht ik het liefst tot de belangrijke vluchten beginnen en dan behandel ik specifiek naar de vlucht toe om een optimaal effect te krijgen. Ga je dit te vaak doen, dan verliest het volgens mij zijn effect. Gemiddeld krijgen ze 2x per jaar iets voor tricho en 1 à 2 keer voor de koppen en uitzonderlijk iets voor coccidiose.
De kwekers worden in de winter gekuurd tegen paratyfus, de vliegers om de twee jaar, al ga ik dat misschien ook jaarlijks doen. Ik heb zelf het gevoel dat paratyfus terug meer aan het opkomen is, en dat is een ziekte waar ik wel “bang” voor ben.
Hier eindigt het verslag van “Janne” en “Sidney”, twee kwekers voor de toekomst. Het verhaal van een sympathieke kerel en, ik moet eerlijk zijn, een fijne werkgever en een geweldige vader en echtgenoot. In dit verslag ging het echter vooral over een gedreven melker bij wie er duivenbloed door de aderen stroomt, en zoals alles wat wij doen was ook dit allemaal nog altijd een beetje voor Jan. Let’s never forget!
Auteur: