De oorlog in Vlaanderen en de reisduiven (deel 9)

De Duif in de Eerste Wereldoorlog

De Oorlog in Vlaanderen en de Reisduiven 9
Uit mijn Dagboek

De Duif, 8 mei 1919

(8e Vervolg)

Voorpagina van De Duif 8 mei 1919In voorgaande nummers toonden wij hoe duivenliefhebbers behandeld werden door de Duitsche soldaten, van ’t oogenblik af dat ze tegen de duitsche verordening in, hunne duifjes redden wilden van de algemeene slachting: hun straf was verschrikkelijker als men zich inbeelden kan; ’t was onnoodig dat ze jaren duurden, eenige dagen Sedan, Maulde of Charleroi was voldoende om die ongelukkigen een ware marteling te doen onderstaan. Onvoldoende gevoed, niet tijdelijk ververscht van onderkleeren, gevreten van ’t venijn draaiden ze daar rond onder den knoet van hartelooze bewakers, sliepen er op de planken, vervuilde zakken of op rot stroo in stinkende cellen of in verpestende <<sammellagers>>. Men noemt al die dingen om te trachten hun lichamelijke en zedelijk lijden af te schilderen, en ’t is nutteloos, men kan aan iemand die ’t niet meeleefde ook niet voorstellen wat daaral gebeurde en wat daar afgericht werd! – Lees de beschrijving die de heer Advokaat Schramme schreef over zijn ballingschap te Sedan en ge zult soms ongeloovig de schouders opsteken en toch, die Heer is in ’t geheel niet overdreven in zijn schrijven; Meer dan bij ’t lezen zijner lijdensgeschiedenis, huivert deze die ’t meeleefde en die denkt aan den beul uit de gevangenis van Ardoye, later van Iseghem, aan de onmenschen uit de gevangenis van Gent, aan de Feldwebel en de Krulneus van Maulde gedurende den tijd dat de pootplage [nvdr: mond- en klauwzeer] daar heerschte enz. enz. Het grootste deel der gestraften om ’t wegstoppen van hun duiven werd niet naar Duitschland gezonden maar hun straf was er niet lichter om want in België en Noord Frankrijk vooral werd de gevangenbewaarder onder de harteloosten uitgekozen… hij moest onmensch zijn wilde hij zich van ’t front afhouden kunnen, wilde hij bewaker blijven.
Was de Duitsch zoo streng tegen ’t voorthouden der reisduiven, toch moet men toegeven dat hij heel weinig de weggestoken duiven opzocht, grootendeels is het ’t toeval te wijden zoo hij liefhebbers betrapte, in enkele gevallen de volksprekerij der eigen landgenoten. Hoe werden die duiven nu in ’t algemeen weggestoken ? 
In de Vlaanders en wel voornamelijk in West-Vlaanderen, waar, op sommige oogenblikken, alle huizen door Knuls ingenomen werden, was het heel gevaarlijk voor een duivenliefhebber die zijn duiven wilde bewaren: dat volkske was immers zeer onbescheiden in ons huizen en ’t liep overal rond en de meesten zouden overgelukkig geweest zijn indien zij eenen armen duivel met duiven ontdekken konden. ’t Was dus zooveel mogelijk ’t geval dat deze, die den moed had in dergelijke omstandigheden zijn duiven te bewaren, ze onderbracht in een soort van onderstand op den buiten, soms verre van zijn eigene woning. Ze werden soms gedekt met hout of stroo of gras, kregen het licht sommige tijden van den dag als er geen look en den meersch was. Ze zaten daar alsdan zeer luchtig en klaar onder nettedraad, woonden en broeiden er hun jongen. ‘k Had genoegen er aldus te aanschouwen in den besten gezondheidstoestand ruivende spijts hun nauwe wakke woning. Ze schenen daar niemand toe te hooren en… werden ze eens gevonden ze behoorden aan niemand… Deze die ruime woningen bezaten hadden soms wel den moed ze in een verborgen hoek, op een ongeplancheerde zoldering, of in een dubbelen muur te bewaren. Anderen beginnen weleens de laagheid een armen drommel met ’t voorthouden hunner lievelingen te belasten, dit geschiedde wel onbedacht en heeft dan ook meenigen innig leed aangebracht.
’t Gebeurde weleens dat, op eenzame woningen, duiven op ’t hok gelaten werden, tusschen de plafonds ’t grootste deel hunner dagen overbracht en… bij de politieronde rustig in kousen in de kleerkas weggelegd werden: of ze te lijden hadden de beestjes! 
De Duif in de Eerste WereldoorlogSoms als de patrouillen door de doodsche straten der stad marcheerden, konden ze heel duidelijk het geroekedekoe der weggestoken duiven waarnemen... hadden ze maar duivenliefhebbersooren gehad. Zulks was een erg ongemak die uit den weg te ruimen viel. Weldra had men daar middel tegen gevonden men gaf de duiven zekere drogen of men deed ze een strop rond den hals. ’t Eerste middel baatte voor twee, drij dagen maar ’t herhaalde gebruik van hetzelve moest onvermijdelijk de gezondheid der duif ondermijnen en eindigen met ze op den duur gansch te vernietigen. Het strop, hoe barbaarsch het schijnen mag, verdiende de voorkeur. Het bestond uit een caoutchoubandje dat om den hals van den vogel gebonden werd. Men heeft opgemerkt dat de hals der roepende of ronkende duif een zekere hoeveelheid lucht bevatten moet opdat het dier een roepend of ronkend geluid zou kunnen voortbrengen. Het bandje mocht niet gespannen zijn, maar ’t moet evenwel ’t opzwellen van den krop beletten, aldus kon de duif geen geluid voortbrengen. Het tuigje ergerde het dier zeer: ze trachtte het te verwijderen, rukte zich de eigene pluimpjes uit den hals en zat daar als eene die aan pelade leed. [nvdr: pelade is een huidziekte die kaalheid tot gevolg heeft] – ’t Geschiedde eens dat op mijn hok een duif zat met ontpluimde hals; ’t was een vreemde. Zulks verwonderde de bezorgers der hokken zeer, te meer daar men daar voor even een menigte zulke duiven in een onderstand ontdekt had. De aangebrachte duif was één mijner beste duiven die ik niet dooden kon en die ‘k heimelijk op mijn hok had teruggezet: ’t Wees er op dat de vogel wellicht tegen de telefoondraden gevlogen had. – Toen men me opmerken deed, dat men nog een aantal zulke duiven samengevonden had, antwoordde ik heel stellig... ’t is dan waarschijnlijk een rapelijke ziekte! ’t Was tegen Feldwebel Vleurinck, een fijne liefhebber, maar een arglistige duitsche fanatieker; hij schudde ongeloovig zijn kop!
Aldus tjolde de duivenmelker in West-Vlaanderen om zijn duifjes van den dood te kunnen redden – menigmaal moest hij van plaats veranderen en onder zware vrachten of in kousen gestopt werden ze alsdan heimelijk verdragen.
Grootendeels waren de duiven die men aldus verbergen wilde de slagen afgesneden; ’t was in geval van ontdekking een bewijs dat ze niet tot spionage-doeleinden voortgehouden werden en dezen maatregel redde de roekelooze geklampte van een kapitale straffe.
Roekeloozer was het ook van Engelsche spionage-duiven in huis te houden, ze droegen evenals de Duitsche merken en ringen, ze konden vliegen en stelden den houder steeds in gevaar de doodstraf op te loopen. Waarom hun nationaliteit kenbaar moest blijven kan ik niet begrijpen?
Niet alleen werden door zelfopofferende personen dergelijke duiven in ’t bezet gebied gebracht, ze werden er ook door vliegers neergezet, of met valschermpjes naar onder gezonden, met verzoek ze met inlichtingen in vrijheid te stellen. – Wee, u, indien ge met dergelijke duiven bevonden werd – ge kont de doodstraf niet ontgaan – onder tal van gevallen noem ik dit van den heer Ottevaere van Oyghem.
Terloops wil ik een geval aanhalen, dat wel een bewijs is van den grootsten moed en de blindste zelfopoffering. Toen de Verbondenen op einde 1918 den Duitsch aan de Schelde teruggeworpen hadden, en dat hij zich hier meende vast te klampen, kwamen Fransche Stafofficieren bij mijn vrouw en vroegen een vertrouwbare persoon om over de lijn inlichtingen te gaan nemen nopens versterkingen, getalsterkte, enz. enz. Een offerwillige juffrouw werd aangewezen en Madelon, zoo heet ze, schonk met begeestering het aangevraagde offer. Ze werd dus van vier duiven voorzien: twee ervan werden in haar mantel genaaid, de twee andere kon ze in haar keurslijf niet wegsteken. Aldus werd ze ’s nachts tot aan de Duitsche voorposten gebracht en door een hevig geschut heen trachtte de kleine heldin den lijn te doordringen door grachten en door slijk. Plots werd ze gegrepen door een Duitsche wacht… haar duiven werden ontdekt en den kop afgesneden – de hulzen had ze kunnen wegwerpen… Na veel geween om vaders duiven die ze van Brussel had meegebracht zooals ze zegde, kon ze de wacht omkoopen voor 225 mark. Ze kon haar reis voortzetten en met de inlichtingen die men verlangde bij den Franschen État-major [nvdr: état-major is een term voor de staf van een opperofficier in het leger] terugkeeren, die op dit oogenblik in Wackene gevestigd was. Ze werd door de legeroverheid met dankbetuigingen en eerbewijzen overstelpt… ze was preusch, onvermijdelijk: doch haar grootste geluk zal blijven dat ze gelukkiger als haar duifjes een schier onvermijdelijken dood was ontkomen!
Men zal evenwel van de kleine Madelon niet meer horen… ze is arm… dood arm!
(’t Vervolgt)


De Duif in de Eerste Wereldoorlog

Veldtocht van 1914-18
Voordracht betreffende het Werk der Krijgsvliegduiven

Gehouden door den Kommandant der Belgische Krijgsduivenhokken

De Duif, 20 februari 1919

De reisduiven zijn sedert vele jaren verbindingsposten der krijgsoverheden geweest. Ziet in 1870-1871, als Parijs door het Pruisisch leger werd ingesloten en gansch afgezonderd was van de wereld, dacht men aanstonds aan de reisduiven, en dankzij die gevleugelde posten, kon men in verbinding blijven met het buitenste en den droevigen toestand van het Fransche leger doen kennen. Verscheidene dergelijke gevallen uit vroeger tijdstippen welke gij waarschijnlijk kent zouden nog kunnen aangehaald worden. Het meest treffende geval sedert het bestaan der wereld voorgekomen, is wel dit hetwelk men heeft bestatigd gedurende den oorlog 1914-1918.
Inderdaad, de reisduiven hebben zich bijzonder onderscheiden door het werk welke zij onder den oorlog moesten doen; door de meest prijzingswaardige diensten welke zij aan de krijgsoverheden bewezen hebben. Dank ook aan dezen slimme vogels, zijn er een groot gedeelte onzer dappere kameraden aan eenen zekeren dood ontsnapt.
Sedert den wapenstilstand heb ik gansch het land doortrokken, en tot mijne groote verwondering, heb ik bestatigd dat menige Belgen, zelfs ervaren duivenliefhebbers onwetend waren aan de bijzondere taak welke de duiven toevertrouwd was sedert 4 Augustus 1914, dag waarop duizenden van deze vogels in aller haast naar alle deelen des lands verzonden werden, om als verbindingsmiddel dienst te doen tusschen de fronttroepen en de krijgsoverheden. De duivendiensten waren inderdaad ingericht en voorzien om de verbindingen te verzekeren in oorlogstijd, als telephonische en telegraphische verbindingen verbroken of te wisselvallig werden tusschen de versterkte plaatsen, de forten, de verkenningen der ruiterij en wielrijders (veldleger), de spionnen, ballons (op verkenning) en vliegers (op verkenning of in geval van noodlanding op vijandelijk gebied).

De Duif in de Eerste WereldoorlogOngelukkiglijk hebben deze diensten hunne werking gedurende eenen korten tijd moeten stilleggen uit oorzake der inname van Antwerpen door de Duitschers. Toen werd die prachtige instelling, welke het krijgsduivenhok der versterkte stelling Antwerpen was, en welke de vermaardste sujekten bezat, door brand vernietigd om niet in de handen van den vijand te laten vallen die er natuurlijk gebruik zou van gemaakt hebben ten onzen nadeele.
Deze duivendiensten werden nogthans eenigen tijd nadien, zelfs op grooter schaal hervat. Het is inderdaad bij de herinrichting, dat het werk was van luitenant DENUIT, spécialiste duivenliefhebber, bevelhebber der duivenhokken van het leger, met de medewerking van adjudant FROMONT, sergeant BAMPS en korporaal MAURISSEN, dat andere meer nuttige verbandhoudende diensten werden ingevoerd. Een systeem van beweegbaar duivenhok, verplaatsbaar bij middel van een vrachtwagen werd in werking gebracht. Bij middel van deze nuttige inrichting heeft een verbandhoudende dienst, door reisduiven, voortdurend kunnen in werking zijn, niettegenstaande de vele frontverplaatsingen gedurende de twee laatste offensieven, bijzonder in de Vlaanderen.
In den beginne was de taak hard, maar niet tegenstaande gelukte zij, tot volle voldoening der militaire overheid, altijd bezorgd eenen zekeren en snellen verbandhoudenden dienst te bezitten. Deze beweegbare duivenhokken waren verbonden bij de staven der afdeelingen en volgden hen in al hunne frontverplaatsingen; zij verplaatsten zich zelfs bij afwezigheid der duiven; het is te zeggen als deze in dienst waren bij de posten aan’t front. Deze vogels vonden steeds, en zonder moeilijkheden, het beweegbare duivenhok waarop zij gewend waren terug.
Gedurende de bestendigheid van het front, vond men duivenposten van af de Noordzee tot ten Noorden van Yperen; deze duivenposten waren in de loopgrachten gevestigd, in de waarnemingsposten der artillerie en andere. De duiven waren in rustmanden geplaatst; zij bleven op de posten in dienst gedurende een zelfde tijd, als onze dappere soldaten in de loopgraven.
Gedurende den bewegingsoorlog werd voor het voetvolk het aantal duivenposten aanzienlijk vermeerderd, omdat de duiven op heel het front zouden verdeeld zijn. De Cavalerie te velde had er ook bij zich. Militaire overdragers genaamd <<Duivenliefhebbers aan het front>> volgden getrouw aan hunne oversten, de kevie op den rug (spéciaal daarvoor vervaardigd). Het is dan dat het gebruik der duiven, als verbindingsmiddel, onmisbaar werd. Het was, in menig geval, het eenige verbindingsmiddel waarover men nog beschikte. Deze vogels lichtten dus de hoogste overheid in over al wat zij uit de eerste linies konden weten zooals: troepenbeweging, vijandelijke aanvallen enz. enz.
Als ten gevolge van een vijandelijken aanval, een versperringsvuur noodig werd, werden volgens de gewichtigheid der boodschap, één of twee duiven gelost; eenige oogenblikken later hoorde men reeds het gerommel van het kanon die ijzer en vuur spuwde om den vijand tot staan te brengen. De dappere en eenvoudige vogel had zijne gewichtige taak volbracht.
De dienst der duivenhokken bezat drie klassen duiven: dagvliegers, avondvliegers en nachtvliegers. De dagvliegers verzekeren den verbindingsdienst van af het opgaan tot het uur van het ondergaan der zon; de avondvliegers van een uur voor het ondergaan der zon tot de schemering; de nachtvliegers van af de schemering tot het opgaan der zon.
De uitslagen behaald met nachtvliegers zijn bijzonder merkwaardig geweest bij pikdonkere nachten; deze vogels oriënteerden zich veel beter dan bij maneschijn. Er werd bevonden dat bij maneschijn, de duiven er van gebruik maakten om zich te oriënteeren, doch daar het landschap bij maneschijn veel verschilt tegen een landschap verlicht door zonneschijn, ontrichtten zij zich, alhoewel de vogels bij pikdonkeren nacht geen gebruik maakten van het gezicht, doch zij maakten gebruik van het electromagnetisme welke de bijzondere gevoeligheid waarmede zij begiftigd zijn, hen levert.
Men moet nogthans aanmerken, dat alle duiven niet geschikt zijn des nachts of bij avondschemering te vliegen. Het is deze bestatiging die het noodig maakte drie klassen te vormen tusschen de gevleugelde reizigers. Alzoo kon met de duiven, dag en nacht, een verbindingsmiddel verzekerd worden. 
Verscheidene duivenliefhebbers beweren dat de africhting der duiven niet noodig is. De ondervinding van dezen langen veldtocht heeft nogthans bewezen dat, buiten het gezichtsvermogen welk de duiven bezitten en bijzonder electromagnetisme waarmee zij begaafd zijn, eene afrchting nodig is om goede sujekten te bekomen, zoowel nacht- als dagvliegers.
***

De Duif in de Eerste Wereldoorlog

Beknopte beschrijving over het gebruik der monnikskap, het borstharnas, het boodschapzakje, het boodschapbuisje, de rustkevie, de rug- of aanvalskevie.

Monnikskap: had voor doel de duiven te maskeren om het koeren te beletten. Dit voorwerp werd uitgevonden om de spioenen in staat te stellen duiven mede te nemen.

Het borstharnas: diende om de duif stil te houden om het vervoer te vergemakkelijken. Was bijzonder in gebruik voor de vliegers en later ook voor de spioenen.

Het boodschapzakje: had voor doel grootere booschappen te verzenden zooals: schetsen, fotografiën, rapporten enz. De duif droeg dit zakje op de borst, waaraan zij moest gewoon gemaakt worden. Nogthans hinderde dit de duif min of meer in hare vlucht.

Het boodschapbuisje: werd gebruikt om niet te lange berichten over te brengen. Dit is een buisje uit aluminium en werd aan en poot vastgemaakt.

De rustkevie: diende om de duiven in te zetten, die op post waren aan’t front, was omringd met traliën om de duiven tegen de knaagdieren te beschermen, welke er zich in groot getal bevonden. De kevie was buitendien, nog overdekt met eenen overtrek anti-gaz tegen de vergiftigde gassen.

De rug- of aanvalskevie: was ingebruik bij het voetvolk vooral in den bewegingsoorlog (offensief en defensief). Onze kevie was nogthans bijzonder vervaardigd voor de ruiterij te velde en gebruikt door deze troepen.

Den 26 Januari 1919
De Kommandant der Duivenhokken 
DENUIT

Auteur: 

Zircon - This is a contributing Drupal Theme
Design by WeebPal.