BERNARD REYNTJENS - Ik trap graag heilige huisjes in

Liefhebber: 

Enkele weken nadat we hier een ontketende Tadej zagen demonstreren op de flanken van de Oude Kwaremont, zijn we weer eens te gast in “de Vlaanders”. Ditmaal niet in Oost-Vlaanderen, maar nog meer naar het westen, in die “scone” provincie aan ’t zeetje, West-Vlaanderen. Op zoek naar een leuk duivenverhaal kwamen we terecht in Rumbeke. Deze deelgemeente van Roeselare dankt zijn wereldfaam vooral aan voetbalploeg KSV Rumbeke, het schitterende kasteeldomein Sterrebos en natuurlijk één van de bekendste duivenmelkers ter wereld.

Vandaag zijn we echter niet in dit charmante dorpje om deze bekende melker te bezoeken, maar eerder om een man op te zoeken die misschien wel het compleet tegenovergestelde is van die bekende kampioen. Na wat verloren gereden te zijn over uiterst charmante, liefelijke landwegeltjes, na wat perikelen met, gelukkig, zeer meewerkende tractoren en na de weg te hebben gevraagd aan een zeer vriendelijke, doch vrij moeilijk verstaanbare landbouwer, arriveerden we bij het huis van Bernard Reyntjens (66).

Na ongeveer anderhalve seconde was het ijs reeds gebroken. Bernard is immers een vat vol enthousiasme, humor en vooral, iets wat mij erg bevalt, een beetje een dwarsligger. De typisch nukkige, stugge West-Vlaming is hij zeker niet, een echte West-Vlaamse keikop is hij zeker. Ik heb geen flauw idee hoe men mensen als Bernard in de Vlaanders pleegt te noemen, bij ons in het Hageland heet zo iemand, “een specialleke”. En speciaal is hij zeker, Bernard. Of u veel gaat leren uit het volgende gesprek weet ik niet zeker, ik hoop vooral dat u een aantal zaken gaat afleren. 
Als geboren en getogen West-Vlaming zit hard werken hem in de genen. Eerst acht jaar als opvoeder, en daarna runde hij met echtgenote Kaat Herman een drankenhandel uit. Kaat deed de winkel en Bernard reed rond, u weet wel, de goeie ouwe tijd toen “den brouwer” nog aan huis kwam. Ongetwijfeld moet het sociale kantje van het beroep Bernard erg goed gelegen hebben. We ontmoetten nog maar zelden iemand die socialer is dan Bernard.
Het koppel kreeg twee zonen waarop ze zoals het goede ouders betaamt natuurlijk heel fier zijn. Zoon Brecht (40) is notaris, wat bij een kennis ooit het grapje uitlokte, het kan niet dat zo een domme kloot als jij zo’n slimme zoon heeft. Bernard vertelt het allemaal met een lach, aan zelfrelativering geen gebrek bij deze nuchtere Vlaming. Een dommerik is Bernard zeker niet. Aan gezond boerenverstand geen gebrek, hij laat zich niet zomaar iets wijsmaken. 
Bernard is nog maar enkele jaren duivenmelker. Hij komt niet uit een duivennest, heeft geen enkele voorgeschiedenis met de sport en is op ongelofelijk originele manier terechtgekomen in de wereld van de sportduiven. Ook al ontbreekt het hem aan ervaring, toch heeft deze “beginneling” alvast één ding gemeen met duivengoeroe en wereldtopper Willem de Bruijn. Beide heren delen hetzelfde motto, goeie duiven en al de rest is larie! Al gaat Bernard veel verder in deze benaderingen dan Willem ooit zou durven.

Klein, fijn, maar gezellig en plaats genoeg.€2 voor een duif

DD: Bernard, ik weet al dat je op vrij late leeftijd in de duivensport bent terechtgekomen, en ik zit hier te popelen om te weten hoe. Kan je dat eens uit de doeken doen?
Bernard: Graag, anders ben je voor niks gekomen he! (giert het niet voor het laatst uit) Ik ben al veertig jaar een gepassioneerd jager. In 2012 moest ik eens wat duiven gaan verdelgen bij een landbouwer die last had van teveel bosduiven. Ik dus daar naartoe met mijn geweer en ik ging wat duiven schieten. Wanneer ik de geschoten duiven ging oprapen merkte ik dat er eentje bij was die amper geraakt was. Hij had een hagelbolletje in zijn vleugel, maar verder was hij ongedeerd. Het was echter geen bosduif, maar een postduif. Het beestje droeg weliswaar geen ring, maar het was duidelijk een nakomeling van tamme duiven.
Waarom weet ik nog altijd niet goed, maar om de een of andere reden stond dat beestje mij wel aan en ik nam hem mee naar huis. Je moet weten, ik had helemaal niets met de duivensport, maar ik heb het altijd intrigerend gevonden wat die beesten presteren. Zomaar je weg naar huis terugvinden, dat is gewoon straf. Dus nam ik hem mee naar huis, verzorgde hem, en dat was mijn eerste duif.

DD: Maar eentje is geentje
Bernard: Inderdaad, dat vond ik ook. Ik ging langs bij een poelier die ik ken en die normaal mijn geschoten bosduiven opkoopt. Ik wist dat duivenmelkers ook hun “opgeruimde” duiven naar hem brachten en dat sommigen ze liever niet zelf opruimden. Ik vroeg hem of hij niet enkele levende exemplaren had die ik mocht overkopen. Natuurlijk, zei hij, €2 het stuk. Watte, zoveel, zei ik. (lacht). Hij moest ook lachen en ik kreeg ze aan €1 / stuk. Dat was mijn eerste investering. Ik besteedde €2 en zo kwam mijn duivenbestand op drie duiven. (ik ga stoppen met zeggen dat Bernard lacht, want dit gebeurt ongeveer elke vijf seconden)

Drie duiven, daar begon het dus allemaal mee. Bernard was nu nog altijd geen duivenmelker, maar hij had de smaak wel te pakken. Hun drankenhandel hadden ze ondertussen van de hand gedaan en hierdoor had Bernard wat vrije tijd. Stilzitten is niet zijn ding, dus zocht hij iets “om zich bezig te houden”.
Duivenmelkers genoeg nog in de buurt en Reyntjens begon hen op te zoeken, ook ging hij voor het eerst naar het duivenlokaal. In 2014 besloot hij op eigen naam te gaan spelen. Hij besefte dat hij als complete leek in de sport wel wat advies en hulp kon gebruiken en zoals elke toog volhangt met voetbalcoaches zit elk duivenlokaal vol zelfverklaarde duivenleermeesters. In de begindagen moest Kaat mee naar het lokaal. Bernard kende er immers geen kat, en zo had hij tenminste nog zijn vrouw om tegen te praten. Ondertussen is Bernard oud genoeg en mag hij alleen op café.

Bernard: Ge moet weten, ik kende echt niks van duiven he. Ik hoorde in het lokaal spreken over een duivin die “wepel” stond. Watte, wepel? Ik hoorde het in Keulen donderen. Liefhebbers waren dan bezig over jongen die op de schuifdeur gespeeld worden. Ik had geen flauw idee wat dat was, mijn kot had geen schuifdeur, mijn kot was ons voormalig tuinhuis.
Maar mijn interesse was meer dan gewekt en ik begon dingen op te zoeken, te praten met melkers, vragen te stellen en veel te luisteren. Wat mij wel opviel was hoeveel onzin ik hoorde, allez ik vond dat toch onzin. Het was te slecht weer om te lossen. Hoezo, te slecht weer, een beetje zever of een beetje wind.

Plots begint Bart te lachen. Bart (Vuylsteke) is 58 jaar en als gevolg van een operatie houtbewerker op rust. Bart zit er al van het begin van het gesprek bij. Hij is de duivenspitsbroeder van Bernard. Dankzij vader Julien en moeder Paula groeide Bart op als rasechte duivenmelker. Oorspronkelijk was Bart een vitesser en dit deed hij succesvol. Onder invloed van Bernard is hij zich echter op de grote halve fond gaan toeleggen, en het dient gezegd, ook dit wil aardig lukken, vorig jaar won hij een 2e Nat. La Souterraine.
Bart: Hij was een keer duiven gaan lossen in een echte storm, het waaide zo hard dat ze amper de mand uit raakten. Ma how zeg, gij zijt zot, zei ik hem. Maar Bernard lachte mij uit.
Bernard: Toen ik thuiskwam was ik er toch niet meer gerust in. Normaal waren de duiven al thuis wanneer ik terugkwam, maar nu niks. Na twee uur kwamen er vier thuis, het waaide zo hard dat ze zelfs niet konden landen. Tegen 19 u was alles thuis, al die paniek was dus voor niks. (de sfeer aan tafel voelt meer aan als een comedyclub dan een duiveninterview, heerlijke mannen die twee)
Ja, en zo heb ik nog wel een hoop stommiteiten begaan. Ik geloof nu eenmaal niet zomaar alles wat men tegen mij zegt. Ik zal dat zelf wel ondervinden. Ik ben wel een beetje “ne dwarse”, ik trap graag heilige huisjes in.
Bij mij is er ook geen vaste structuur in alles. Ik heb geen schema’s en zo. Ik laat mijn duiven los wanneer het mij uitkomt, de ene keer is dat 8u de andere keer 12u.
Bart: Hij heeft ondertussen al wel geleerd zijn duiven niet meer te lossen wanneer die van andere liefhebbers in de buurt moeten vallen.
Bernard: Ja dat hadden ze niet zo graag. Maar nogmaals, ik kende er echt niks van, ik moest alles leren. Ik hoorde spreken over soep, wist ik veel wat dat was. Ging dat over soepduiven? Bleek het over supplementen te gaan.
Of de eerste keren dat ik ging poulen. Ze lachten mij vierkant uit in het lokaal, op die manier ga je al je geld kwijt zijn, lachten ze met mij. En ze hadden gelijk. Maar man, poulen dat is zo ingewikkeld voor een leek. Je moet poulen eens proberen uit te leggen aan uw vrouw, ik begin er niet meer aan.

Samenkweken in vriendschap

DD: Bart, jij zit hier nu al heel de tijd, hoe zit het eigenlijk met jullie? Spelen jullie samen?
Bart: Ja en nee. We spelen ieder op eigen naam, maar we kweken wel samen. We doen eigenlijk, wat duiven betreft, alles samen.
Bernard: Ik zal dat eens uitleggen. Op een gegeven moment, ik denk in ’16 of zo, kon ik een aantal duiven krijgen van een oude boer hier wat verderop die omwille van zijn leeftijd stopte met de duiven. Kom maar halen, had die gezegd. Allemaal goed en wel, maar ik had daar geen plaats voor op mijn tuinhuis.
Ondertussen had ik Bart leren kennen, hij woont hier in de buurt, en ik kwam hem regelmatig tegen in het lokaal. Het klikte goed tussen ons. Ik ben dan naar hem gestapt met een voorstel. We zetten de kwekers bij hem en we verdelen de jongen 50/50, op die manier was het voor ons beiden een win-winsituatie. Zo geschiedde en we zijn altijd alles samen blijven doen, in vriendschap. Ik vertrouw Bart en hij mij, dat is toch schoon he?

DD: Zo zijn er veel vriendschappen in de duivensport, maar natuurlijk is er ook de andere kant, de jaloezie.
Bernard: Ah ja, daar zeg je zoiets. In het begin zagen ze mij graag komen in het lokaal. Die zot, daar moesten ze niet bang van zijn en nieuwe leden en extra duiven zijn altijd welkom. Tot die zot begon te winnen, toen waren ze plots minder blij. (het klavier van mijn laptop is ondertussen bezaaid met tranen van het lachen) Tja, die jaloezie, dat is spijtig, maar het is des mensen zeker?
Mijn eerste Arras won ik in het lokaal, en ik was niet eens thuis toen de eerste viel, ik was boodschappen doen in de Delhaize. Ik had zo snel nog geen duiven thuis verwacht. Maar je ziet, die duif had mij niet nodig om te winnen. Tegenwoordig probeer ik wel altijd thuis te zijn als ze gaan komen.

DD: Bernard, je speelt grote halve fond en fond. Waarom? Waarom niet begonnen met vitesse?
Bernard: Omdat ik het fantastisch vind wat die duiven kunnen. Gewoon de camion op en dan van zulke afstand je weg terug naar huis vinden, dat is toch ongelofelijk? (de blik in zijn ogen verraadt zijn passie voor de gevleugelde atleten)
Bart: Ik speelde oorspronkelijk vitesse, maar sinds ik samenkweek met Bernard ben ik ook overgeschakeld naar de grote halve fond. We spelen met dezelfde duiven, en ze kunnen het blijkbaar.

DD: En of ze het kunnen. Vorig jaar werd Bernard 4e Nationaal Kampioen grote fond jaarlingen.
Bernard: Ja dat was dankzij ons “Victoria”, superduifke. Ze vloog 4, 8 en 103 nationaal. In Kortemark heb ik al 4 of 5 asduiven behaald. Dat is toch allemaal niet zo slecht he?

DD: (lacht) Nee Bernard, dat is alles behalve slecht. Ik heb je, denk ik, wel niet gezien bij de prijsuitreiking tijdens de KBDB-dagen.
Bernard: Nee jong, dat is niks voor mij daar een beetje de dikkenek uithangen. Pas op, ik ben heel fier op de prestaties van die duif. Winnen is plezant, maar dat is gepasseerd, dat is voorbij, op naar het volgende.
En moest ik toch ooit beginnen zweven, dan is er nog altijd mijn zoon om mij met mijn voeten terug op de grond te zetten. Toen hij hoorde dat ik goed begon te spelen en begon te winnen sprak hij de woorden, ja pa, in het land der blinden is éénoog koning.
Hij bedoelt dat je niet plots meer bent dan een ander omdat je een paar mensen verslagen hebt in een duivenvlucht. Tja, van je zoon moet je het hebben, maar hij heeft natuurlijk gelijk. Alles is relatief he, het is maar duivenspel en geen wereldzaak.

DD: Heb je ondertussen wel een vast spelsysteem?
Bernards: Ja natuurlijk. Ondertussen heb ik ook een schuifdeur. Tegen dat Fontenay begint worden de jongen op de schuifdeur gespeeld. Bij de oude duiven speel ik enkel met duivinnen. Die worden gespeeld op weduwschap.

DD: Waarom duivinnen?
Bernard: Waarschijnlijk om dezelfde reden waarom velen met duivinnen spelen. Dat is geestig, je kan er wat mee spelen. Duivers vragen meer aandacht, en zolang mijn duivinnen goed vliegen zie ik ook geen reden om te veranderen.

DD: Je denkt dus wel degelijk na over hoe je speelt?
Bernard: Natuurlijk, ik doe wel eens graag idioot, maar ik ben geen idioot he. Ik leer ook veel van andere melkers, en zeker van Bart. Ik geloof alleen niet in veel van die vastgeroeste denkbeelden die bij veel melkers in hun hoofd zitten.
Bart: Soms denk ik wel eens, wat doet hij nu weer. Maar langs de andere kant kan ik weinig commentaar geven op hem, want zijn prestaties liegen er niet om.
Bernard: Eén van de dingen die ik nog moet leren is meer geduld te hebben. Ik ging mijn moeder eens bezoeken in het rusthuis in Avelgem. Het regende, maar ik had toch alles mee om ze nog eens te lappen. Verdomme, kwamen die slecht thuis. Ik was zo kwaad dat ik alle jongen toen heb opgeruimd en de duivinnen moesten als straf in hun hok blijven. Daarna ben ik ze aan zee gaan lossen.
Die donderdagavond werden ze ingekorfd voor Bourges. Uiteindelijk won ik een 12e prijs. Die dames stonden er wanneer ze er moesten staan. Dat was weer een les die ik geleerd heb.
Ik speel het systeem van Luc Sioen, niet dat ik me wil vergelijken met Luc, die man heeft al zoveel meer bewezen. We laten de duivinnen laat op jongen laten komen zodat ze met grote jongen (14 dagen) zitten vlak voor Bourges.

DD: Met hoeveel duiven speel je?
Bernard: Mijn vliegploeg telt 22 duivinnen. Bart en ik hebben samen een 30 kweekkoppels en ik begin het seizoen met een 70 jongen.

DD: Wat geef je van voer?
Bart: Hij voert vooral teveel!
Bernard: Ja het schijnt! Ach weet je al dat gedoe met die voeders. Ik geef Beyers, en dat lukt. Volgens mij maakt dat allemaal niet zoveel uit, al die fabrikanten zullen toch wel fatsoenlijk voer maken he. Mij maak je niet wijs dat ik morgen beter ga spelen omdat ik duurder voer zou gaan geven.
Bij mij krijgen ze Sport Light van Beyers en naar de vlucht toe Energy en bij thuiskomst krijgen ze elektrolyten. Kijk dat laatste is geen onzin. Het nu van elektrolyten kan wetenschappelijk uitgelegd worden, daar geloof ik in, niet in al de onzin die je soms hoort.

DD: Dus geen tovermiddeltjes bij jou?
Bernard: O jawel, maar die geheimen ga ik jou niet vertellen he! Nee jong, alles gewoon simpel. In de winter geef ik look en appelazijn. Ik geloof dat appelazijn goed is voor de spijsvertering, maar dan moet je het niet gewoon één keer geven he.
In het begin heb ik wel wat zaken geprobeerd. Zo gaf ik ze ooit fazantenmeel, omdat ik dat nog staan had. Ook heb ik ooit van dat babypoeder geprobeerd, daar deed ik dan Roosvicee over om er een papje van te maken.
Kijk, look en appelazijn en zo, dat zijn zaken die alvast zeker geen kwaad kunnen. Baat het niet dan schaadt het niet. Het is ook amper extra werk, dus waarom niet. Voor de rest heb ik niet veel potjes nodig.

DD: Ga je vaak naar de dierenarts?
Bernard: Niet meer dan nodig. Wij gaan naar de vogeldierenartsen Emiel Demeester en Niels Normon.
Bart: Voor het seizoen zijn we op controle geweest en zolang alles goed loopt, dan blijven we daar weg. Als plots de vorm zakt zonder duidelijke reden, dan gaan we natuurlijk eens op controle. 
Bernard: Nogmaals, ik geloof in de wetenschap. Als er echt iets scheelt dan moet je een vakman inschakelen, en dan moet je ook doen wat die man of vrouw zegt. Als ik morgen ziek ben, dan doe ik ook wat de dokter zegt. Ik wil dan wel een fatsoenlijke uitleg en dan volg ik de dokter daarin.
Moet je verder nog iets weten? Vergeet ook niet om me straks te betalen voor dit interview he. Jij komt waarschijnlijk niet alle dagen bij een groot kampioen als mij. (terwijl zijn lach door het huis buldert krijg ik een vriendschappelijk schouderklopje)

DD: Nee, ik heb wel genoeg materiaal om iets te schrijven denk ik. Melkers met een verhaal als het jouwe kom ik inderdaad niet vaak tegen, Bernard. Spijtig, want het is een schitterend verhaal.

Zo, dit was het relaas van Bernard Reyntjens, een man die zichzelf en heel veel rondom niet al te serieus neemt. Een duivenmelker die lak heeft aan vastgeroest denken en die graag wat naast de paadjes wandelt. Vergis u echter niet, Bernard neemt het duivenspel wel degelijk ernstig. Hij is zeer trots op zijn “Victoria”, en terecht. Hij wil absoluut winnen en wat hij mist in ervaring maakt hij goed met enthousiasme, passie en inzet. Bovendien werkt zijn nuchtere kijk op duiven, niet verblind door vastgeroeste denkbeelden, minstens even vaak in zijn voordeel als in zijn nadeel.
Tevens was dit toch ook het verhaal van Kaat en Bart. Kaat laat haar man in alle rust zijn ding doen. Zij heeft haar hobby’s en ze gunt haar wederhelft zijn plezier. Ze beseft dat duivensport soms opofferingen vraagt, maar dat heeft ze graag over voor het geluk van de man van haar leven.
Bart is dan weer de partner in crime van Bernard. Duivenmelkers klagen en zagen graag en negatieve verhalen vliegen altijd sneller dan positieve. Bart en Bernard bewijzen echter dat, ook in de duivensport, echte vriendschap nog bestaat. Ik ben er zeker van dat Bernard heel blij was toen Bart 2e Nat. speelde en Bart zal even hoog gesprongen hebben dan Bernard toen “Victoria” als 4e Nat. de plank opdook.
Vandaag waren we getuige van duivensport op zijn allermooist. De terugweg zou meer dan 3,5 uur duren dankzij enkele brokkenpiloten op de Antwerpse ring. Toch heb ik geen seconde spijt van deze dag, zo mogen ze mij iedere week op reportage sturen. Wat een heerlijke mensen daar in West-Vlaanderen.
 

Auteur: 

Zircon - This is a contributing Drupal Theme
Design by WeebPal.