GERARD & BAS VERKERK - Gouden Duif-winnaars Nederland 2021

Onderwerp: 

Reeuwijk – Onderweg van Friesland naar Zuid-Holland kom ik in de Flevopolders in hevige stortbuien terecht. Je ziet die zware regenwolken al ver van tevoren hangen in dit weidse landschap. Met daaronder lange slierten regen die prachtig afgetekend in het strijkende licht, natuurgebied de Oostvaardersplassen lijken te ‘kussen’. Een mooi natuurverschijnsel om naar te kijken. 

Lang duurt dat genieten niet want je zit er plotseling middenin en het lijkt wel nacht te worden, zo donker wordt het. Eenmaal in Reeuwijk valt het weer best mee. Niet dat het veel uitmaakt want we zitten vervolgens bijna de hele dag binnen. Gerard en Bas nemen de tijd. Dat kan ook omdat op vrijdag en zaterdag Sil van Vliet, zelf zeer verdienstelijk op de overnachtvluchten, meehelpt om alles netjes te verzorgen. 
Het gesprek gaat over van alles en nog wat, maar wel met als rode draad duiven en nauw verwante zaken. Ook even over vogelgriep omdat ik onderweg naar Reeuwijk twee dode ganzen zag liggen en op de radio te horen was dat Staatsbosbeheer recreanten waarschuwde om dode vogels in de Oostvaardersplassen niet aan te raken en honden aan de lijn te houden. Ook bij mij thuis was een brandgans uit de lucht getuimeld om vlak naast het toegangspad naar ons huis terecht te komen. Je gelooft zoiets niet eerder dan dat je het zelf ziet. Vervolgens gaat het over buizerds en slechtvalken die dood gevonden zijn als gevolg van het eten van die besmette vogels. En zo waren we toch weer bij de duiven want net als op veel andere plaatsen hebben Gerard en Bas veel last van jagende klampers. Samen met twee naburige melkers verloren ze er van februari tot en met april vorig jaar 100 duiven aan. En vogelgriep en de daarbij horende beperkingen, wordt steeds meer een bedreiging voor de uitoefening van onze hobby. Ergens halverwege het gesprek zegt Bas lachend: ‘Je hebt niet een vragenlijstje voor je liggen.’ ‘Dat klopt, veel over jullie is al een keer gezegd. Ik heb wel enkele vragen in mijn hoofd maar je kunt zelf het beste aangeven wat de moeite van het vertellen waard is, het is tenslotte jullie reportage,’ is mijn reactie. De ervaring leert dat grote kampioenen uit zichzelf altijd voldoende te vertellen hebben wat een reportage interessant maakt. Tenminste als ze iets willen delen, en dat willen ze in Reeuwijk. 

Iedereen zal het erover eens zijn dat ik vandaag bij de grootste Nederlandse kampioenen van de laatste decennia ben. Ze spelen al erg lang erg hard. Met veel duiven, dat klopt. Maar wat betreft individuele prestaties van nationale As- en Olympiadeduiven bij de jaarlingen en de oude kan niemand over de laatste decennia de voet naast hen plaatsen. En in 2020 en 2021 leggen ze iedereen die nog mocht twijfelen het zwijgen op door ook de Gouden Duif Nederland te winnen. Ook in Alphen aan den Rijn wonnen ze in 2003 en 2007 al de Gouden Duif. Dat ze steengoede duiven hebben dat wisten we al, maar Bas kent dus ook zijn getekenden. In 2021 was dat bepaald geen sinecure. Ik kan me tenminste niet herinneren dat we eerder zo’n seizoen hebben meegemaakt. Een onevenredig groot aantal naar voren gehaalde of uitgestelde lossingen, slecht weer op vluchtdagen, slecht verlopen concoursen, noem het maar. 

Zo wonnen Gerard en Bas Verkerk de Gouden Duif 2021.

Lastige start

Het zag er in het begin van het seizoen niet naar uit dat ze de vliegduiven goed op de rails gingen krijgen. 
Na een aanvankelijk knappe start op de eerste vluchten van de vitesse werden de duiven daarna niet echt glad en de prestaties waren zeker niet niveau Verkerk. Ze hielden ze zelfs een weekje thuis vanwege slechte weersvoorspellingen in het weekeinde en reden er op vrijdag zelf mee naar Compiègne. Dat werd overigens een kleine ramp, doordat de klad onderweg diverse roofvogelaanvallen te verduren kreeg en er acht duiven gewond naar huis kwamen. Een dochter van ‘Flying Wonder’, die in de weken voordien goed gevlogen had, vloog zelfs drie dagen rond het thuishonk en durfde niet naar beneden te komen. De angst zat er flink in en daar wordt het naar huis willen natuurlijk beslist niet beter van. Maar uiteindelijk keerde de rust weer, viel alles op zijn plek en werd een acceptabel seizoen gedraaid. Wat heet acceptabel trouwens als je de prestaties bekijkt met o.a. klinkende sectoroverwinningen op Vierzon en Brive. 
Niet één seizoen is hetzelfde en dat vraagt een flexibele melker die op de omstandigheden anticipeert. De afgelopen vier jaar hadden we achtereenvolgens een hete zomer, een echt warme zomer, een Hollandse zomer en een Hollandse zomer in het kwadraat (2021) . En aan de finish komt het altijd op hetzelfde neer: dezelfde kampioenen staan op het podium. Door goede duiven en vakmensen waardoor ze worden begeleid.

Op peil houden van de stam

Dertig jaar lang werd hard gewerkt om deze geweldige ploeg bij elkaar te krijgen. In het kweekhok krijg ik een hele reeks prachtige duiven in handen waaronder de winnaars van Vierzon en Brive, hun ouders, de duivin die 2e Nat. Asduif eendaagse Fondspiegel werd en cracks van voorgaande jaren en nu topkwekers. Stuk voor stuk mooi gebouwd, zijdezachte vettige pluimen, strakke koppen met sprekende ogen en allemaal in topconditie. Daar raak ik, en ik denk iedereen, van onder de indruk. Vraag was hoe je dat op peil probeert te houden of zelfs nog kan versterken?
Bas: ‘We proberen dat te doen door gericht duiven aan te kopen. Liefst de cracks zelf. Eerder kochten we al een aantal uitzonderlijke vliegers. En de duiven die Mr. Dong koopt gaan via ons naar China, maar blijven hier meestal wel een paar ronden om uit te kweken. Maar ook voor  jongen uit superduiven hebben we oog. Er zijn namelijk ook liefhebbers die net als wij de goeie niet verkopen. Onze beste kweekduivin, ‘Magic Amoré’ werd ook als jong gehaald. Vorig jaar kochten we enkele jongen van Gerard Koopman alsmede van Peter Theunis en dit jaar van André en Bert Leideman. We brengen elk jaar wel iets in. Die duiven worden gepaard met duiven die hier op de vluchten hebben bewezen. En de jongen daarvan moeten aan onze eisen voldoen die we aan een goede vliegduif stellen om als kweekduif te worden gebruikt. En het lukt regelmatig om uit dat nieuw ingebrachte kweekmateriaal zo’n duif te kweken. Die ‘halve’ koppelen we dan weer aan een duif van onszelf en de kinderen die ervan komen zijn 75% Verkerk zal ik maar zeggen. En daarmee kunnen we dan weer voldoende vooruit omdat we ook best veel verwante duiven op het kweekhok hebben. Er zitten bijvoorbeeld heel wat kinderen van ‘Olympic Solange’ op het kweekhok.’

STAMOPBOUW EN INBRENG DUIVEN
Genoegzaam bekend is dat de basis van het hok werd gelegd met duiven van Jan Ouwerkerk, Gebr. De Wit en Gebr. Vroomen. Aangevuld met o.a. een tweetal extra kweekduivinnen: ‘Bubbles’ van Ad Schaerlaeckens en ‘Magic Amore’ van Gerard Koopman wiens nakomelingen voor heel wat ophef zorgden. Maar er werd door de jaren meer gedaan om op peil te blijven. Zoals bij alle goede hokken zochten ze bij Verkerk ieder jaar naar mogelijke versterking. Ze kochten bewezen cracks als ‘Mission Impossible’ (Van der Wal), ‘Calimero’ (Oude Nijeweme) ‘Lei’ (Kaman) ‘Fabio’ (Leideman) ‘Al Capone’ (Noorlander), ‘Blue Champ’(Koring). Daarnaast mogen duiven als ‘Computer John’ (Van  Laar), ‘Prince’ (Reedijk-Jongekrijg) ‘Ton’ (Snoek) en ‘Little Tiger’ (De Bruijn) niet vergeten worden als inbreng. 
Steeds werden van het eigen vlieghok alleen de allerbeste duiven toegevoegd aan de kweekploeg. Zo goed als alle koppels zijn bewezen vliegers en een beperkt aantal kweekduiven – verreweg in de minderheid – heeft niet zelf gevlogen maar komt dan wel weer uit een crack. Gerard en Bas durven daar niet van af te wijken. Jongen kweken ze liefst uit de goeie zelf, dat wil zeggen duiven die beide goed gevlogen hebben. En anders uit een extra vliegduif met directe kinderen van cracks met veel goede voorouders in de pedigree. Het is al zo moeilijk om een goede duif te kweken. Daarom moeten kweekduiven dicht bij de bron zitten of de bron zelf zijn. De meesten denken veel te snel dat ze een goede hebben. Maar die zijn en blijven erg zeldzaam. En als je ze hebt wil dat nog niet zeggen dat ze ook goed kweken. Het is en blijft ook de charme van onze sport.

Geen geloof in kweekkoppels

Bas gelooft niet in vaste kweekkoppels. En de verhalen over beredeneerde samenzettingen die een kweekkoppel hebben opgeleverd, ontlokken bij hem een minzame glimlach. Een koppel geeft volgens hem ook nooit meer dan één extra duif. Alle beroemde duiven hebben geen even goede broer of zus. En daarom wordt er veel omgekoppeld. Niet pas na een heel seizoen maar zelfs drie keer per jaar in de periode waarin ze jongen voor zichzelf kweken. Van de vroege ronde worden de eieren verlegd naar voedsterduiven. De kweekduiven zelf worden na het overleggen meteen gescheiden. En na vier dagen allemaal herkoppeld aan een andere partner. Die ronde brengen ze zelf groot en de eieren die ze leggen als die jongen een dag of 16/17 zijn worden onder de vliegduiven gestoken. Na dat overleggen van de derde ronde worden ze opnieuw een aantal dagen gescheiden en opnieuw herkoppeld. Ook die jongen brengen ze zelf groot en daarna blijven ze de rest van het kweekseizoen samen met de derde partner van dat jaar. Er zitten als alles goed gaat van elke kweekduif acht jongen met drie verschillende partners op het vlieghok. 
‘Als ik ze bijeen laat zitten met één enkele partner en het pakt niet dan zit ik met 8 jongen die niets waard zijn. Daarom koppel ik ze drie keer om. Zo probeer ik even goede en indien mogelijk nog betere duiven te kweken. Het levert ook meer variatie op door alle halfbroers en halfzussen die je op die manier krijgt. Daar kun je later in de kweek ook weer verder mee komen. Want nauw in familieverband koppelen we niet. Daar proberen we zo ver mogelijk bij vandaan te blijven. Al dat omkoppelen betekent een hoop extra werk maar dat telt niet voor ons. Het gaat om het resultaat.’

Geen kweekboxen

Alle kwekers zitten in vijf aparte afdelingen met steeds negen en 1x 14 broedhokken. Ze krijgen als afdeling één keer per dag één voor één toegang tot de grote volière van 5 x 12 meter en worden om de twee uur ‘gewisseld’. De volière voor het kweekhok is dus niet opgedeeld in vijf delen. Zodoende hebben de duiven wat ruimte om goed heen en weer kunnen vliegen en zo toch wat beweging krijgen. En ze kunnen in de volière voor het traliewerk in de ramen van de andere vier afdelingen lopen en zo andere duiven zien. 
Bas: ‘Duiven zijn groepsdieren. Ze zijn actiever als ze gezamenlijk ‘los’ op een hok zitten. Alles per koppel opsluiten in een box moet ik niets van hebben. Dat ziet er na enkele weken al zo lusteloos uit, dat kan nooit goed zijn voor het welzijn van een sociaal ingesteld dier. We doen alles om het de duiven zo goed mogelijk naar de zin te maken omdat ik denk dat een duif die goed in zijn of haar vel zit, in de kweek beter presteert.’

“Veel werk is niet de maatstaf...
Doen wat wij denken dat nodig is, is dat wel”

‘Onze kwekers zitten in broedvakken met een houten bodem waarbij alles twee keer per dag wordt schoongekrabd. Een duif zit niet graag op een rooster. We hadden dat eerst wel zo gemaakt. Gemak dient de mens, dachten we. Roosters met transportbanden die doorliepen over vijf afdelingen. Maar dat vonden we niks want het tochtte te veel door die gaten tussen de hokken waar de banden doorheen liepen. Dus is alles weer veranderd. Alle gaten tussen de hokken werden opgevuld met oude kranten en we gingen terug naar multiplex plaatjes als bodems in de broedbakken. En elke dag twee keer met de krabber die broedhokken schoonmaken.’ 
Samen met het drie keer herkoppelen, het alle dagen rouleren in de volière, twee keer per dag voeren en voorzien van mineralen etc. een formidabele klus. Iedere dag opnieuw, 365 dagen per jaar en al tientallen jaren achter elkaar. Er zullen er maar weinig zijn die dat doen en volhouden. Zeker niet met zo’n grote kolonie. Toch denkt Bas dat daar een deel van hun kracht ligt: ‘Veel werk is niet de maatstaf... Doen wat wij denken dat nodig is, is dat wel.’

Gerard en Bas Verkerk tijdens de uitreiking van de Gouden Duif.Regelmaat zit vastgebakken in het DNA

Door corona werd de Gouden Duif-viering 2020 – in afgeslankte vorm – uitgesteld naar een dinsdagavond in augustus. En als winnaar kun je daar natuurlijk niet ontbreken, al was het alleen al omdat het een avond is waar laureaten de aandacht krijgen die ze verdienen. Maar het was wel midden in het jonge duivenseizoen en dat betekende improviseren omdat ze halverwege de middag moesten vertrekken richting de Antwerpse Kempen. De duiven konden ’s middags niet los, werden veel eerder gevoerd etc. Ze waren blij dat er een oplossing was gevonden voor de Gouden Duif-viering maar qua ‘duivengevoel’ was het allemaal zeer tegen de zin van Gerard en Bas om van het vaste stramien af te wijken. Ze waren er niet gerust op hoe dat uit zou pakken in het weekeinde dat volgde. Maar wat bleek: de zorg was helemaal onterecht. Het werd een van de mooiste uitslagen van het hele jaar:.21 augustus Morlincourt (300 km) tegen 9.559 d.: 2, 3, 4, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 19, etc.108/210 (82x 1:10). Het kan blijkbaar voor een keer ook met wat minder.

Kwekers en vrij uitvliegen

Niet een onderwerp dat je regelmatig voorbij ziet komen in reportages. Kostbare kwekers vrij laten uitvliegen terwijl er regelmatig een duif rond huis wordt gegrepen maakt ook dat er nog maar weinig topduiven rond huis en haard toeren. Er zijn wel uitzonderingen. Wolfgang Roeper, toch een van de allerbeste melkers bij onze oosterburen, was er altijd heel consequent in. Alle Nationale As- en Olympiadeduiven kregen op het kweekhok vrije uitvlucht. Na hun laatste vlucht werden ze meteen de zondag nadien op het 20 kilometer verder gelegen kweekhok gekoppeld en na enkele dagen al losgelaten met een duivin die daar thuishoorde. Meestal moesten de doffers twee keer worden opgehaald. En mochten ze daarna halsstarrig blijven weigeren naar hun nieuwe onderkomen te vliegen, dan werden ze bij het oude vlieghok weggejaagd. Het gebeurde ook dat zo’n duif enkele dagen ‘onder water’ was. Om een hartverzakking van te krijgen. Maar er werden geen uitzonderingen gemaakt. De kweekduiven kregen steeds vanaf mei tot september de mogelijkheid om hun rondjes te vliegen. Hij vond dat nodig om er nog een flink aantal jaren goede jongen van te kunnen kweken. En er zijn er nog. Stof tot nadenken wellicht. 
Bij Bas en Gerard vlogen de kwekers in Alphen ook altijd gewoon uit. Het kweekhok in de garage was daar wel erg klein, dus de noodzaak was er ook, maar toch. Tegenwoordig vinden ze het veel te link om de kwekers los te laten. En oudere duiven geven hier nog steeds toppers op nationaal niveau, ook als ze al jaren vastzitten. Een duif is gemaakt om te vliegen denken ze ook in Reeuwijk, maar de risico’s zijn (te) groot. Een noodzakelijk compromis dan maar: een grote volière ! Net als bij die andere Duitse grootheid, Günter Prange.

Vliegers ook vast in de winter

Ook de vliegduiven komen na september niet meer los. Omdat ze toch wel redelijk wat last hebben van duiven die spierblessures krijgen, werd enkele jaren geleden nog eens geprobeerd om alles ook in de herfst- en winterperiode buiten te laten. Maar die verduisterde duiven zaten zo hevig in de (pennen)rui dat ze geen meter vlogen. Ze vormen dan bovendien geen partij voor de op dat tijdstip al uitgeruide en in een tip top verenkleed zittende havik. Het experiment werd even snel stopgezet als het begonnen was. 

Hokklimaat en verluchting

Ondanks geweldige seizoenen als in 2018 wordt er ook in Reeuwijk regelmatig getwijfeld. En zaken opnieuw tegen het licht gehouden. Als voorbeeld het hokklimaat. Dat is sinds de realisatie van het huidige hok een zoektocht geweest. Toen het hok in het eerste jaar in gebruik werd genomen kregen ze met heel wat problemen te maken. De jaarlingen kwamen totaal niet in vorm. Ze bleven rul in de nek en de koppen werden niet strak genoeg. In de kap boven de duiven was veel te veel luchtbeweging. Het nieuwe hok staat in een open polder terwijl in Alphen de hokken stonden ‘ingebouwd’ in een nieuwbouwwijk. Het kleine hokje voor de duivinnen stond daar in feite op het terras pal tegen het woonhuis aan. Gerard en Bas vinden het nog altijd het beste hokje dat ze ooit hebben gehad. Het was 1.90 breed, 1.20 diep en 1.70 hoog en er zaten 45 duivinnen in.

Het verschil met Reeuwijk was groot zo bleek. Om oplossingen te vinden werd er van alles bedacht en doorgevoerd. Een deel van de verluchting afsluiten met bubbeltjes plastic. Toen alleen een open nok. Daar werd het beter van maar niet top. Uiteindelijk werd de hele kap dichtgemaakt en vond de verluchting langs de voorzijde via overdag openstaande ramen plaats. Die laatste oplossing was het dan en er werd bijvoorbeeld super mee gepresteerd tijdens de hete zomer van 2018. ‘New Olympic Solange’ en ‘Flying Wonder’ staken dat jaar in supervorm en waren onnavolgbaar. 
Maar ook aan open ramen overdag werd na 2020 – een vrij normale zomer – weer  getwijfeld. Dus zit nu op elke afdeling een verluchtingspijpje hoog in het dak met een douche/toiletventilator. Niet een professionele buisventilator waar het haar recht van op je kop gaat staan dus. Die pijpjes zijn voorzien van terugslagklepjes waardoor de wind niet in het hok kan ‘vallen’. Ze gebruikten die ventilatoren voor het eerst in het voorjaar van 2021. Dat leek aanvankelijk goed te gaan maar vanwege minder goede resultaten na een paar wedvluchten werden ze in mei toch weer uitgezet. Bas kreeg de duiven niet naar zijn zin in orde. Later in het voorjaar kwam de zaak weer op de rails, maar de ventilatoren bleven uit. Op dit moment staan ze wel weer aan. Behoorlijk ook nog. In combinatie met open ramen in de voorkant. En ze zijn nu van plan dit het hele seizoen zo te laten.

VERZORGING HET JAAR ROND
  • Midden september, na de laatste vlucht, wordt het bijlichten abrupt gestopt en de duiven komen niet meer los. De oude gooien zich na een week al los. De jongen volgen ongeveer veertien dagen later omdat ze tot de derde week van juni verduisterd zijn geweest.
  • In de rui, misschien wel de belangrijkste periode van het jaar, krijgen de duiven naast 2 x  per dag volop voer ook iedere week vers gesneden groente (boerenkool), 2 x per week Forte Vita en biergist over het voer. Daarnaast iedere 5 à 6 dagen een bad.
  • In oktober een algemene dierenartscontrole en er wordt bijna elk jaar gekuurd tegen paratyfus. In het najaar van 2021 met Cosumix gedurende drie weken. Ieder jaar een ander middel (Para-stop dan wel Belga Fox van Belgica-de Weerd of Para-Coli = Cosumix van Göbel/van der Sluis). Op twee derde van de kuur zijn ze najaar 2021 geënt met Salmo-PT van Göbel/van der Sluis. Die enting is ze een paar dagen goed aan te zien. In 2020 werd geënt met PT-duif van firma Avecur, Hardenberg. 
  • De jonge doffers gingen in 2020 zo snel mogelijk na het vliegseizoen naar het oude duivenhok met 5 afdelingen (alle hebben een andere kleur) en ieder 24 broedhokken en mochten een bak uitzoeken. In 2021 is dat pas eind december gedaan omdat een aantal jonge doffers meerdere plekjes hadden in verschillende afdelingen en dat gaf later dan weer de nodige problemen. 
  • Vrije koppeling vliegers eind januari met tijdens de kweekperiode niet meer dan 12,5 uur licht per dag. In 2021 werd er 27 januari gekoppeld. 
  • Eieren derde ronde kwekers worden verlegd naar de vliegers
  • De duivinnen verdwijnen als de jongen 18 dagen zijn, en dus voor ze opnieuw leggen, naar de eigen afdelingen.
  • De duiven komen vanaf februari weer los
  • In maart en april worden de oude duiven (daarmee worden ook steeds de  jaarlingen bedoeld) verduisterd, zowel doffers als duivinnen. 10 uur licht 14 uur donker.
  • Oude duiven trainen in dezelfde periode 1x per dag 1,5 uur, altijd ’s middags en niet verplicht.
  • Vanaf begin mei, als de verduistering is opgeheven, trainen ze 2 x per dag. In de ochtend duurt de training ca. 50 minuten.
  • Duiven krijgen altijd volop voer van twee gevarieerde mengelingen die Bas met de firma Beyers samenstelde: een light- en een vliegmengeling. In het begin van de week meer light (van 70% op maandag naar 20% op de dag van inkorving) en naar de inkorving toe steeds meer gewone vliegmengeling. Dusdanig dat ze blijven eten. De tank zit derhalve altijd vol en dat moet ook want ze worden als het programma dat toe laat liefst iedere week (tot 23 keer per jaar) gespeeld.
  • Het voer wordt aangevuld met snoepzaad, pinda’s , P40, Tovo en ze krijgen daarnaast biergist over het voer en Forte Vita in het water. Vanaf 2020 krijgen ze ook de mineralen van dierenarts Fernand Mariën. Iedere dag vers in potjes op het hok.
  • Steeds worden er drie soorten grit door het voer gemengd
  • Vanaf eind juli/begin augustus tot de laatste vlucht half september wordt bijgelicht van ’s ochtend 5 uur tot ’ s avonds 22 uur.
  • De oude duiven worden het hele jaar, tot half september, op weduwschap gespeeld. Dat lukt omdat ze vast in de pluimen blijven door de combinatie van verduisteren in maart en april en bijlichten in augustus tot half september.
  • Voor de inkorving wordt niet getoond
  • Alle 4 weken krijgen de duiven een geelkuur. Afwisselend een pil of poeder over het voer of in het water.
  • In 2021 werden de oude duiven 1x gekuurd tegen ornithose, in dit geval 2 dagen met Orni Speciaal Extra van Belgica de Weerd. 

Jonge duiven

Ook op de hokken van de jonge garde werden ventilatoren geplaatst. Door het afsluiten van het hok bij het verduisteren – en de dichte kap – was het in voorgaande jaren ’s ochtends altijd erg bedompt in de hokken. Dat is nu veel minder het geval. Frisse lucht moet overigens via bestaande naden en kieren naar binnen komen, er is geen speciale luchtinlaat voorzien. Wat daarnaast nog werd veranderd is dat de jongen als aanvulling regelmatig een probioticum (Probac 1000 Dr. Brockamp) kregen toegediend. De mest wordt daar erg mooi van vinden Gerard en Bas. En naast de normale paramyxo-enting werden ze nog een keer ingespoten met een combi-entstof paramyxo-rota. 
Wat oorzaak en gevolg is geweest zal in de toekomst moeten blijken maar de aanpassingen aan het hok, de verzorging en de extra enting betekenden in 2021 een flinke verbetering. Ze konden het jonge duivenprogramma in zijn geheel meespelen. En dat was een echte meevaller, zowel qua prestaties als het opdoen van ervaring. Er zaten echte pareltjes bij de uitslagen zoals op 21 augustus Morlincourt (300 km) tegen 9.559 d.: 2, 3, 4, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 22, 23, 25, 45, 52, 55, 58, 59, 61, 62, 70, etc. 108/210 (82x 1:10).
Typisch Verkerk. Als ze meedoen is het wel van dik hout zaagt men planken. 
‘Wat de noodzaak van ervaring opdoen betreft, praat je met ervaringsdeskundigen,’ geeft Gerard aan. ‘In voorgaande jaren deden we met de jongen vaak alleen op de navluchten mee of hooguit de navluchten in combinatie met een paar jonge duivenvluchten omdat ze bij de start van de jonge duivenvluchten niet in orde waren. Maar het is niet genoeg, dat bewezen de verliezen van jaarlingen in voorgaande jaren. Die hadden alleen die navluchten gevlogen of hoogstens een paar jonge duiven vluchten. Maar ze moeten meer ervaring hebben dan vier tot zes korte vluchten om als jaarling goed van start te gaan en om goed mee te kunnen op de eerste eendaagse fond vluchten.’

Muizen en andere knagers

In het laagland waar de familie Verkerk woont is nattigheid in het najaar het sein voor muizen en aanverwante familieleden om een droger plekje te zoeken voor de winter. Ze bewegen zich dan collectief naar huizen en bijgebouwen en als je niet oppast heb je ze voor je het weet in je duivenhok. En dat is in hun ogen echt slecht, zowel door de onrust die ze veroorzaken maar vooral ook vanwege – de angst voor – het overbrengen van ziektes. Daarom ook schakelen ze een professionele bestrijder in om al buiten het hok de beesten op te vangen in speciaal daarvoor ontworpen bakjes met “voer”. En als ze toch binnen raken worden ze ook daar aangepakt. Essentieel volgens Bas om daar erg scherp op te zijn.

Methode Snel

In Nederland wil de nationale bond in het kader van wat ‘Eerlijk Spel’ wordt genoemd aan de slag met de zogenaamde methode Snel. In feite een rekenmodel met variabelen waardoor vermeende oneerlijkheden door afstandsverschillen, weersomstandigheden etc. worden gecorrigeerd en er een van het normale snelheidssysteem (meters per minuut) afwijkende klassering wordt gemaakt. Bas is er heel duidelijk over: ‘Van het bestaande systeem moet je helemaal af blijven. Overal ter wereld wordt op snelheid gevlogen en wij gaan rekenen aan het vluchtverloop en er een jurysport van maken door een model op te tuigen waarbij je achteraf discussie gaat krijgen over de ingevoerde variabelen. Eigenlijk is het ongehoord. Ga eerst de vliegprogramma’s eens gelijkwaardig maken zodat iedereen op die manier gelijke kansen krijgt.’ Dat is wat de NPO en afdelingen naast goed vervoer in zijn ogen vooral zouden moeten doen.
Als je er toch even over nadenkt komen meteen die voorbeelden voorbij van vluchten die anders liepen dan verwacht. Bijvoorbeeld een midfondvlucht in 2021 in afdeling 10 en 11. Met volgens de officiële meetstations op de luchthavens Leeuwarden en Eelde een pal west staande wind waarbij de snelste duif in de overvlucht (60 km) en in het midden van het 120 kilometer brede vlieggebied zit. Niet te beredeneren en daarom niet te vangen in een model. En daar zijn heel wat voorbeelden van te vinden. Het wil er bij een groep melkers maar niet in dat duivensport heel wat meer is dan wiskunde. 

De hokken in Reeuwijk.Nationaal vliegprogramma

Er wordt in Nederland al jarenlang geprobeerd een landelijk uniform vliegprogramma op te stellen, waarin ook een of enkele nationale vluchten zijn opgenomen. Dat heeft de gemoederen een aantal jaren flink beziggehouden en lukte tot nu toe maar mondjesmaat. De eensgezindheid was meestal ver te zoeken. Het maken van plannen ging niet zonder slag of stoot en in de uitvoering gebeurde altijd wel weer iets dat, ondanks gemaakte afspraken, roet in het eten gooide. Bijvoorbeeld dat afdelingen bij sectorvluchten toch weer besloten apart te lossen, zoals in 2021 gebeurde. Voor 2022 en de twee jaar daarna is het afgelopen najaar door de afdelingen en NPO voor vitesse, midfond, eendaagse fond en navluchten (meerdaagse fond nog niet) overeenstemming bereikt over een nationaal vliegprogramma. Nog niet over alle details maar dat gebeurt als alles volgens planning verloopt op 12 maart. Dat programma bestaat uit een vast tijdstip wat de start betreft en kent vaste weekeinden voor de onderdelen vitesse, midfond, eendaagse fond, meerdaagse fond, jonge duiven en navluchten. Ook over het aantal vluchten per onderdeel is een afspraak gemaakt. In het nationaal vliegprogramma zijn ook de vluchten opgenomen die tellen voor de nationale kampioenschappen die, let wel, ook de vluchten zijn die (alleen maar) tellen voor de Olympiadeduiven die Nederland internationaal af wil vaardigen. Dit laatste is voor velen een onbegrijpelijke keuze. Welk land schakelt zijn eigen kanshebbers voor internationale winst al bij voorbaat uit door ze heel veel kansen voor een goed coëfficiënt te ontnemen? De FCI zou met dit systeem instemmen, zo wordt door de NPO gezegd. Nogal wiedes. Die hebben er geen probleem mee als een land handicaps invoert voor eigen leden. 
Bas heeft er geen goed woord voor over en dat niet alleen. De hele opzet deugt in zijn ogen niet. Bij de huidige stand van de Olympiade kan men zien dat vluchten uitsluiten zorgt voor tweespalt, omdat er geen consequent beleid is met wat wel meetelt en wat niet. Met als gevolg dat niet de beste duiven van deze jaren worden afgevaardigd.
Er zijn veel meer zaken die in zijn ogen beter kunnen of fundamenteel anders moeten. Dat je pas 12 maart hoort hoe het fondprogramma eruit gaat zien kan natuurlijk al niet. Voor een goede planning en voorbereiding, o.a. met het oog op wel of niet verduisteren bijvoorbeeld, willen serieuze melkers dat al veel eerder weten en dat kan ook makkelijk.

Niet veel te kiezen

‘Het begint er natuurlijk al mee dat je in Nederland niet kunt kiezen. NPO en afdelingen bepalen het programma en je kunt niet zoals in België iedere week beslissen of je duiven meegeeft op vitesse, kleine halve fond, grote halve fond, fond of grote fond. Of op ieder moment besluiten de jongen te gaan spelen beginnend vanaf 100 kilometer. Alle mogelijkheden van leervluchten in België nog daargelaten. Je moet je dus als melker aanpassen aan het opgestelde en aangeboden oplopende programma. Mis je bijvoorbeeld de start van het jonge duivenprogramma, dan wordt het moeilijk, zo niet onmogelijk om later nog aan te haken. In het nationale vliegprogramma dat nu is vastgesteld laat je bij de start al een paar weken liggen waarin niet gespeeld wordt. Door de late officiële start van de vitesse (23 april) krijgen de duiven (te) weinig kilometers in voorbereiding op de dagfond die vijf weken later al van start gaat. Jaarlingen hebben daardoor bovendien te weinig kans ervaring op te doen, ook al gezien het feit dat ze als jonge duif als alles meezit nog maar negen vluchten onder de vleugels krijgen waarvan maar twee boven de 300 kilometer (steeds meer voorkomende afgelastingen door het weer nog daargelaten). Weinig invliegkilometers is niet goed voor de sport in zijn algemeenheid, omdat niet iedereen de mogelijkheid heeft om zelf tussendoor naar 300 kilometer te rijden om de duiven die extra kilometers te geven zodat ze goed ingevlogen aan de start van de dagfond komen. 

Een andere kwestie is de afstanden voor dagfond, die toch al steeds verder worden ingekort. Die zijn in heel wat programma’s zeker in de voorvlucht niet voldoende. Die liefhebbers zijn op voorhand allemaal al uitgeschakeld voor een klassering voor bv. Olympiadeduif Fond 1 jaar (drie prijzen en minimaal 1800 kilometers). Voor de midfond geldt hetzelfde. Ook daarin heeft niet iedereen gelijke kansen. De voorvlucht heeft ook daar veelal te weinig kilometers. De NPO en de afdelingen zorgen daarmee niet voor gelijke kansen in mijn ogen en dat is wel wat wordt gepropageerd. 
De 5%-regel voor minimale afstanden is ook zoiets raars. In feite creëer je daarmee gewoon een nieuwe grens dus dat heeft in mijn ogen helemaal geen zin. Het wordt allemaal te simpel benaderd. Je kunt niet aan één knop draaien en denken dat daarmee alles is opgelost. Het nationale programma voor de oude duiven ligt tussen de laatste midfondvlucht en de start van de natour voor de vitesse/midfond spelers dan ook nog eens vier weken stil. De oude duiven mogen wel weer mee met het jonge duivenprogramma maar de resultaten tellen in geen enkele competitie. Zonde omdat je in die weken prima concoursen kunt organiseren. 
Al met al zie ik weinig basis voor gelijke kansen voor iedereen. 

Iets heel anders is nog dat ik denk dat het nationale vliegprogramma ingaat tegen de ‘cultuurverschillen’ die er bestaan tussen de afdelingen in Nederland. Men is gewend aan een bepaalde programmaopbouw en wijkt daar niet graag van af. De startdatum van de jongen bijvoorbeeld loopt van oudsher erg uiteen. In de noordelijke afdelingen begint men traditiegetrouw laat (derde week juli). Wij in Zuid-Holland starten altijd al vanaf derde week juni. Dat breng je niet makkelijk bij elkaar. Dat voelt niet goed voor de meeste melkers. Ook het doorspelen van de oude duiven was en is nooit gebruikelijk geweest in Noord-Nederland. Hier wel. Ik denk dat daar wel eens wat meer aandacht voor mag zijn.’

Besturen via pollsBesturen via polls

Bestuurders zijn gekozen om met de hele achterban beleid ontwikkelen. Dat zou recht doen aan het democratische model dat we hebben. En bij de uitwerking van dat beleid mogelijkheden moeten scheppen voor iedereen om zijn eigen duivensport uit te oefenen. Bestuurders zijn er voor alle geledingen binnen de sport: zowel voor de echte hobbyisten als voor de mensen die alles doen om te winnen. En daar lijkt het nu niet op. Handelen op grond van antwoorden op suggestieve vragen in digitale polls lijkt me nu niet bepaald een stevige wijze van besturen. We stevenen nu af op een situatie waarbij duivensport zich ontwikkelt naar een gezapig tijdverdrijf. Waarbij we de winnaar via een rekenmodel achteraf willen gaan aanwijzen. Prijsuitreiking tijdens Sinterklaas. En net als vroeger bij de Mini-
playbackshow: iedereen een bijna even groter beker. Leden, clubs en afdelingen moeten de kans krijgen vooraf van onder op mee te praten en te beslissen over hetgeen  hen aangaat. Een vitesse/midfondspeler hoort niet mee te beslissen over de fond en een marathonspeler niet over de start van het jonge duivenprogramma als zij dat zelf niet spelen. Jammer dat het nu zo gaat. En dat terwijl er zo veel kansen liggen in Nederland. Met de kwaliteit van de Nederlandse duif en de borging van veiligheid van de wedvluchten als basis. Zonde om die goede naam te verkwanselen door waar het bestuur nu mee bezig is lijkt mij. We moeten bovendien oppassen dat er geen tweedeling komt. Dat zou helemaal niet goed zijn in een sport die toch al flink achteruitloopt.

Terug naar onze geliefde hobby

Er is gelukkig ook nog steeds genoeg om blij van te worden. Dat moeten we zoeken op eigen erf, bij de duiven zelf en in de club bij duivenvrienden, ook als het niet lukt proberen genoeg inspiratie te vinden en bij jezelf te blijven. En lukken doet het niet altijd. Ook niet bij vader en zoon Verkerk. Ze hebben vertrouwen in eigen kunnen maar zoeken ook hulp als het moet. Bij de oude duiven marcheerde het in eerste instantie minder. Dan wordt er wel gekeken of ingrijpen nodig is en wenden ze zich tot de wetenschap. Vliegers – oud en jong – worden sowieso eens in de vier weken behandeld tegen trichomonas. In 2021 werden de oude duiven één keer behandeld voor de koppen. Twee dagen met Orni-Speciaal Extra van Belgica de Weerd. De jongen bleven goed gezond en daar werd niets gedaan naast het ‘gewone’. 

Aankomsten om nooit te vergeten

Zoals gezegd was het een lastig seizoen met lastige vluchten. Vierzon (567 km) op 19 juni was in 2021 de eerste sectorvlucht op de eendaagse fond. Pas om 10 uur gelost werd het een zware dobber. ‘Flying Dutchman’ wint de 1e in de sector (afdelingen 5 en 6) tegen 11.257 d. en komt als een streep en als het ware fluitend thuis. Het is een zoon van ‘Fabio’ (2e Nat Chateauroux Sector 4 en 14e Nat Sector 4 Lorris en een doffer Andre en Bert Leideman) x ‘Hot Shot’ (‘Bulldozer’ x ‘Eye Catcher’ en ook moeder van wonderduifje ‘Flying Wonder’). In het half uur dat volgt vallen er omgerekend maar vijf duiven in de hele sector en het concours staat vervolgens drie uur open. Dan vallen er natuurlijk gaten in de vliegploeg bij veel melkers en liggen er nog twee volle maanden met de oude voor de boeg.
Als afsluiting van het oude duivenprogramma werd op 14 augustus ten slotte Brive (803 km) gevlogen. Zo goed als de hele vliegploeg was mee, in totaal 75 stuks. Na enige twijfel gaan ze er om 8.10 uur uit en valt ’s avonds om tien over half acht en na 11,5 uur vliegen ‘Nikkie’ (dochter ‘Solo Star’ x ‘New Olympic Solange’) op de klep. Ze vliegt als 1e getekende en wint 1e interprovinciaal 2.687 d. Ze wordt 17 minuten later gevolgd door de tweede getekende: ‘Bull’s Eye’ (Zoon van ‘Lei’, aangekocht bij Jan en Joke Kaman x ‘Expectation’). En hij wint de 2e interprovinciaal ! Dat geeft natuurlijk een enorme kick. Zo’n resultaat met duiven waarvan je verwacht dat ze het aankunnen en die het dan ook gewoon doen. Dat geeft enorm veel voldoening en bevestigt dat de kwaliteit van de duiven top is en het toegepaste systeem zijn vruchten afwerpt als voorheen. Het concours staat overigens tot de volgende ochtend 10.15 open. En ook Gerard en Bas komen er bepaald niet zonder kleerscheuren vanaf. Beide duiven die 1 en 2 winnen verhuisden naar het kweekhok. Ook dat hoort bij het systeem. Alle duiven tot op het bot uittesten – want wie zet zijn hele ploeg halverwege augustus op 800 kilometer – en alleen met de allerbeste verder gaan.

Gerard en Bas Verkerk met hun trofeeën.Whatever it takes

Een geweldige ploeg duiven, 100% inzet en volledige toewijding. Dat is wat blijft hangen na het bezoek. Geen inspanning is te veel. Gerard is 75 jaar en geniet alle dagen van de duiven. Hij gaat er nog steeds helemaal voor en de behaalde successen samen met zijn zoon maken hem trots. Helemaal terecht. Maar als je ziet wat hij er samen met Bas voor doet, en vooral ook laat, tijdens zijn pensioen, dan is dat nogal wat. Hij geeft aan dat het op zijn leeftijd wel een beetje veel aan het worden is. Wat extra hulp zou geen kwaad kunnen en daar wordt aan gewerkt. Dat het wat veel is lijkt me niet vreemd als je het schema van elke dag en jaarrond bekijkt. Die inzet en drive is voor de meeste melkers in de kracht van hun leven al te veel gevraagd. Vader en zoon verzaken niet. Nooit. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat duiven, duiven en nog eens duiven. Ze zijn goed op de hoogte van alle facetten in de sport, hebben er een mening over en kunnen die goed onderbouwen. Het geeft ze een meer dan slecht gevoel als er dingen worden overgeslagen. 
Al die inzet loont. Dat laten de resultaten over de afgelopen periode van 30 jaar zien. Daar kan geen hok in Nederland aan tippen. En ze voegen weer een prachtige titel toe aan het al zo rijk gevulde palmares: ze worden voor de vierde keer in hun loopbaan Gouden Duif-winnaar, in een seizoen waarin het aanwijzen van de getekenden aartsmoeilijk was. Nog moeilijker dan het gewoonweg al is. Schitterende winnaars zijn het. Een dikke proficiat.

Auteur: 

Zircon - This is a contributing Drupal Theme
Design by WeebPal.