De oorlog in Vlaanderen en de reisduiven (deel 1)

Van de nood een deugd maken.

Het zijn rare tijden, dat hoef ik u niet te zeggen. Ook wij bij “De Duif” hebben ons moeten aanpassen. Momenteel werken we allemaal van thuis uit. Meer dan ooit blijkt nu dat internet tegelijk een vloek en een zegen is. Uiteindelijk hebben we er ons allen naar te schikken. Zoals u ondertussen al wel weet zal uw favoriete duivenblad de eerstkomende weken niet verschijnen op papier, maar we blijven zeker niet bij de pakken neerzitten en gaan u de komende weken online leesvoer aanbieden. Laten we van deze nood een deugd maken.
Het toeval wil dat ik vorige week een aantal oude jaargangen mee naar huis had om opzoekingswerk te verrichten. Geweldig, bladeren in kranten van 100 jaar oud, broos geel papier dat geurt naar nostalgie. Documenten uit vervlogen tijden die een schat aan historische informatie bevatten, een bron die we nu dus gaan aanboren. Nu velen aan huis gekluisterd zijn leek dit ons het perfecte moment om u mee te laten genieten van deze pareltjes antieke duivenliteratuur.
In deze reeks neem ik u mee naar de dagen, weken en maanden na de Grote Oorlog. Na vier jaar hel aan de IJzer, vier jaar ook zonder duiven - want u weet wel den Duitsch had deze allen geconfisqueerd - rolde onze krant terug van de persen. Vanaf dag één waren aankondigingen van duivenverkopingen de hoofdmoot van wat er te lezen viel, het leven ging verder en vergeet niet, de meesten zaten zonder duiven.
Echter net zo min als wij vandaag omheen de coronacrisis kunnen, konden onze voorgangers natuurlijk niet voorbijgaan aan het feit dat de grootste oorlog uit de geschiedenis van de mensheid zich grotendeels op ons grondgebied had afgespeeld. In deze reeks nemen we u mee terug naar die tijd en we brengen u een bloemlezing artikels groot en klein over de oorlog, de vijandelijke bezetting en hoe dit zijn weerslag had op het leven in duivenland. De rode draad in deze reeks is het dagboek van een medewerker van dit blad die in 1918 door de bezetters tot 15 jaar werd veroordeeld voor spionage.
Beginnen doen we echter met een redactioneel stuk dat de voorpagina van de eerste “De Duif” sierde na vier jaar van journalistiek stilzwijgen. We hopen dat u evenveel geniet van het lezen van deze tijdsdocumenten als dat wij genoten hebben met het schrijven ervan. De artikels zijn bewust in de originele “taal” van toen geschreven. De spelling, en het gebruik van leestekens zijn dus niet uniform en behoorlijk archaïsch, dit leest misschien een tikkeltje minder vlot maar het helpt zeker mee om de juiste tijdsgeest te vatten en een bijhorende, passende sfeer te creëren.
Ik wensch u veel leeschvermaak!
Mike


Eerste WereldoorlogDe oorlog in Vlaanderen en de Reisduiven (1)

De Duif 1918, nummer 1 (zondag 15 december 1918)

Na 4 ½ jaren Oorlog.

<<De Duif>> verschijnt opnieuw, na 4 1/2e jaren rust, ten gevolge van dien rampzaligen Oorlog!
4 1/2e jaren, wat is het lang! Wat is er in die tijdsruimte reeds verdwenen; welke veranderingen in ons schoon sport. Geen liefhebberij zoo wreed getroffen geweest als de onze. Van het half-millioen duiven die Antwerpen en omstreken telden, hoeveel blijven er nog over? Slechts een 20.000 tal! En waar zijn al onze goede liefhebbers? De eene is dood, de andere verblijven in het buitenland. Hoeveel tijd zal er niet nodig zijn om ons sport te brengen tot zijnen bloei van vroeger. Vaarwel voor eenige jaren, die schoone prijskampen met duizenden mededingers!
Maar het is nu eenmaal zoo, laten wij ons niet ontmoedigen; neen, zetten wij ons vlijtig terug aan het werk om onze Bonden en Maatschappijen er op te beuren. Onze prijskampen zullen natuurlijk met kleiner getal plaats hebben, doch, niettegenstaande dat, zullen zij even belangrijk zijn als vroeger. 
<<De Duif>> is reeds terug aan den arbeid en zal zoals voorheen wekelijks verschijnen. Wij zullen niet nalaten ons blad zoo nuttig en aangenaam mogelijk te maken om het alzoo door onze liefhebbers zien aangenomen te worden als het eenige officieel orgaan van Antwerpen en omstreken.
De prijs per abonnement voor één jaar is op 10 fr. gebracht gezien de duurte van papier en de hooge loonen. De inschrijvingen worden op ons Bureel gedaan. Men mag het bedrag ook in postzegels opzenden. Wij rekenen op de medewerking onzer trouwe lezers en vrienden, en wij verzoeken degene die oorlogsavontuurkens met hunne duifjes tegengekomen hebben, ons daarvan kleine verslagen te zenden.
Veel geluk in den kweek en op de prijskampen, en veel vermaak in de toekomstige seizoenen, is den wensch welke wij van harte aan al onze lezers toesturen.
De uitgevers.

De duivenliefhebberij.

Geen sport komt zoo gehavend uit den wereldoorlog als ons geliefd duivensport. Duizenden van onze lievelingen zijn moeten dood gebracht worden bij gebrek aan voedsel, en duizenden zijn er op bevel van den wreeden overweldiger moeten afgemaakt worden. Gelukkig is te Antwerpen dit bevel nooit gekomen, en vindt men hier nog liefhebbers welke schoone verzamelingen reisduiven bezitten. Het is dan ook niet te verwonderen dat er van alle deelen des lands sportbroeders naar onze stad komen om eenige dezer zo kostbaar geworden vogels te bemachtigen.
Reeds hebben een paar onzer vermaarde duivenhouders besloten een gedeelte hunner duiven, door onze zorgen publiek te laten verkoopen, om alzo de door den oorlog zonder duiven geraakte sportvrienden gelegenheid te geven zich iets puiks en van de beste vliegers en kwekers aan te schaffen.
Niemand die terug liefhebber worden wil, zal deze kans laten voorbijgaan! De tentoonstellingen beginnen ook volop en deze ook zullen veel bijdragen tot herleving van onze sport. Dat ieder in ‘t bijzonder helpe tot heropbeuring der duivenliefhebberij.

De Duiven in den Oorlog.

Spreekt eenen onzer kranige soldaten aan en geen woorden genoeg zal hij vinden, om de diensten die de duiven aan ‘t front verleend hebben, te loven.
Ja onze lievelingen hebben ook hun deel in de overwinning op den dwingeland. Zij waren het die als alle telefonische verbinding, door kanonvuur, met de voorste stellingen verbroken was, vanuit deze loopgraven opgelaten werden, om naar de achterwaarts gelegen liniën, de noodzakelijkste en dringendste inlichtingen te brengen.
Alzoo zijn ons jongens dikwijls in die kritieke ogenblikken, met behulp van die slimme vogelen, van groote gevaren bevrijd geweest.
Wij zijn gelukkig te vernemen dat ons geliefkoosd duivensport hierdoor ook het hare heeft bijgedragen tot verdediging en bevrijding van den moedergrond en daardoor zal zij zich met volle reden doen hoogschatten van iederen ware Vaderlander.


Eerste WereldoorlogUit mijn Dagboek

De Duif, 6 maart 1919

Iemand die uit de infirmerie van’t gevang van Görlitz, zijn blikken over de stad vallen laat, kijkt vreemd naar die eigenaardige oogvormige dakvensters der huizen, hij denkt onwillekeurig aan de duivenhokken in Vlaanderen alhoewel ze er in geenen deele op gelijken. Zoo was mij toch ’t geval. Toen ik dan ook aan de voet van’t gevang nederzag, bemerkte ik op een plat achterdakje van een werkmanswoning drie of vier duiven die in de sneeuw rondfladderden, ze kwamen niet uit zoo’n oogvormig venster, ze woonden daar eenvoudig in een omgekeerd houten kistje.

Uren en uren sleet ik, daar hoog, voor ’t dubbel geijzerd venster en zag mijmerend al’t doen van de diertjes na – hun gulzig scharrelen achter de beetjes als een jong kind ze voeden kwam – hun karwijtje met vleugel en bek – eindelijk hun lieflijk jagen en rekkebekken. Dan vaarde mijn geest weer naar Vlaanderen en zag er al’t wee, ’t stille verdriet, en ook ’t grauwzame lijden die menigeen en gedurende de Duitsche bezetting om zijn duifjes leed. De beeltenis van Hubert (een Franschman), kwam me voor, ‘k zag hem zwak en ziekelijk in putten gevreten door’t venijn. Sinds meer dan drie jaar zat hij achter slot in Gent, Charleroi, Sedan, Maelde, Vilvoorde....; hij had zijn vier beste duiven weggestopt en kreeg dienswege 10 jaar op den kerf. ‘k Leerde dien braven man goed kennen in’t gevang, volgde soms tot tranen toe bewogen zijn eenvoudig vertellen van zijn martelaarsweg. Neen, geen inbeelding kan al’t schrikwekkende scheppen die sommige liefhebbers om hunne beestjes te verduren hadden. Nu zal ik mij niet met de herhaling van die lijdensgeschiedenissen bemoeien, brengt weinig aarde aan den dijk; maar wat ik mij voorneem is de lezers van “DE DUIF” mede te deelen de handelswijze der Duitschers bij de duivenliefhebbers aan’t Westfront. ‘k Zal de lezers geen kwakkels opdisschen, ‘k zeg hun dat ‘k gansch de zake medeleefde in alle zijn wendingen in 14 -15 - 16 - 17 tot Mei 1918.

Reeds op het einde der Oogstmaand 1914 waren de Duitsche patrouillen tot Vlaanderen doorgekropen: ’t waren slechts groepjes van 8 tot 10 man, verkenningstroepjes die tastten achter den vijand, en die wij in onze onnoozelheid en goedzakkigheid gerust passeeren lieten... Wat meedogend was hunnen kant; ze lieten ons ook in vrede... daar waar ze de flauwste waren. Weldra volgden compagnies éclaireurs van 100 tot 200 man en nu hielden zij er hoofdzakelijk aan de rustige bewoners schrik op ’t lijf te jagen; ze zonden ook groepjes uit die telephoon-, telegraaf en ijzerenweg vernielden. Hier brachten ze een veldwachter, een briefdrager of gazetverkooper mee, daar was ’t een pastoor of een pater die de reize meemaakte, of een bijzondere die met een velo aan’t rijden moest... men was hun gehoorzaam, immers de revolver werd hen nog al licht voor de oogen gehouden; aldus nam Octobermaand aanvang.

Op 13 October ondernamen we een reize naar Dickelbusch om een familielid te halen, immers in de richting van Merville en Belle (Bailleu) hoorde men hevig kanongedonder. Den volgden dag bezochten we den Kemmelberg waar Duitsche kanonnen de wegen belemmerden, we hoorden ’t gebulder nog verder in’t Westen, keerden terug door regen en slijk, we zagen voor den laatsten maal Yperen en Zonnebeke. In de laatste gemeente vonden we Engelsche voorposten en in Moorslede bevoorradings-kolonnen en eenig infanterie, ook mitrailleurs, en artillerie volgde. In Iseghem vonden we weder Duitschers, ze haalden er de Belgische vlag van den kerktoren en van’t stadhuis neder. In den namiddag ontmoette ik langs de kiezelbaan naar Moorslede een Engelsche cyclist met acht duiven in een handkorf. Hij stopte en vroeg inlichtingen over de Duitsche voorposten. Op de inlichtingen die hem bereidwillig gegeven werden keerde hij terug, immers Iseghem was zwak bezet en Ingelmunster wikkelde van de Duitschers.
Van dat oogenblik af begreep ik dat er van de reisduif een veelvuldig gebruik zou gemaakt worden en dat er tegenover de duivenliefhebbers en onze lieve beestjes de strengste maatregelen konden genomen worden.

De volgende dag sterkte mijn vermoeden. In den namiddag stonden in de straat een menigte Duitsche munitiewagens en met hen waren twee burgers in werkerskleeren en holleblokken aan de voeten. Ze waren aan der wagens vastgebonden, ze zagen er uiterst benauwd en terneergeslagen uit. De eene, zoo vernam ik, had aan de andere, zijn gebuur, een kweekduivin terug gedragen, was opgemerkt en beiden werden gesnapt. Men had oprecht medelijden met die arme duivels die sedert meer dan 1½ dag ’t getrek volgden door den killen nacht, zonder eten, drinken of rust, gestadig met doodsbedreigingen bejegend. Ja, waarlijk de duivenliefhebbers dienden op te passen en hun duivenkoloniën leden groot gevaar.
(’t vervolgt)


Eerste WereldoorlogDe Helden !?

De Duif, 6 maart 1919

Major Osterroth schijnt het hoofd te zijn der bende die aan onze liefhebberij zooveel schade veroorzaakt heeft. Hij was bijzonder werkzaam te Gent en te Thielt, en was de inrichter der militaire hokken.
Eén zijner knechten (!) doodde te Ingelmunster met stokslagen, de schoonste verzameling duiven. Kelner, zoo is zijn naam, vond er zijn vermaak in, op deze brutale wijze de duiven te dooden die in eene volière opgesloten waren. Toch had hij er voor gezorgd een vijftigtal duiven van 1915 naar Duitschland over te zenden. Als Major Osterroth dat vernam, beloofde hij deze duiven, te samen met deze genomen bij M. Rudolf Dewaele van Ardoye, terug te geven. – De Duitschers zijn specialisten in’t beloven!
Een ander, <<Weitsmantel>>, staat ook slecht geboekt. Hij had te Thielt de beste duiven verzameld van Iseghem, M M. Catulle en Lagae Ingelmunster, M. Bekaert Kortrijk, enz. ’t Schijnt dat in zijn hok te Keulen, zich de vermaarde <<Vuilen>> van M. Coppens bevindt, alsook de <<Witoog>> van Bekaert.
 

Auteur: 

Zircon - This is a contributing Drupal Theme
Design by WeebPal.