Liefhebber:
Onderwerp:
In 1946 werd André geboren als de jongste telg van een kroostrijk boerengezin in Geel-Sint-Dimpna. Bij zijn geboorte was zijn moeder 46, maar zoals elk kind in die tijd was ook een nakomertje een godsgeschenk. Het leeftijdsverschil met zijn oudste broer was 23 jaar en hun eerste kind was ouder dan André.
Zijn ouders pachtten de boerderij waarin ze woonden en de landbouwgronden die ze bewerkten. Kerk en werk stonden in die naoorlogse periode nog steeds centraal op de boerenbuiten. In Geel zinderde WO II na en was het nog steeds het onderwerp van iedere dag. Bij de bevrijding in het najaar van 1944 werd in hun buurt aan het kanaal een bloedige strijd gevoerd tussen het terugtrekkend Duitse leger en de Britten. Een strijd die negen dagen en nachten onophoudelijk duurde en een zware tol eiste: 1100 doden en 4500 gewonden. Tussen de dodelijke slachtoffers bevonden zich 140 burgers. Onder hen 35 geesteszieken, patiënten uit de gezinsverpleging, waarvoor Geel ook vandaag nog bekend is. Hun fascinatie voor de ontploffingen en het geweervuur werd hen vaak noodlottig.
06-7 Melun | 1909 j.d. | 136, 17 |
13-7 Sermaises | 2111 j.d. | 58, 4 |
03-8 Ecouen | 3442 j.d. | 12, 13 |
07-9 Melun | 796 j.d. | 19, 23 |
Hard labeur kenmerkte het leven van die tijd en André groeide op tussen de kippen en de konijnen, het paard, de koeien en de varkens en al snel werd hij ingeschakeld als hulpje bij de verzorging en het voeren van de dieren. Zoals alle kinderen uit de omgeving doorliep hij na de kleuterklasjes het lager onderwijs. Na de laatste schooldag op Sint-Dimpna reed hij dagelijks met zijn fiets naar de glasfabriek in Mol, nadat hij thuis al minstens een uur hand- en spandiensten had verleend op de boerderij. Het envelopje met de verdiende centjes werd volledig bijgedragen aan het huishouden tot de maand voor hij in het huwelijksbootje stapte. Moeder deed haar best en om de twee weken fietste ze naar Geel-centrum om inkopen te doen. Op de terugweg reed ze met een zware tas links en rechts aan het stuur en op de bagagedrager nog een kist met spullen die ze nodig achtte. Dat het haar ongetwijfeld soms veel moeite heeft gekost om steeds op tijd de pacht te kunnen betalen, realiseerde André zich pas op latere leeftijd.
Aan spek en eieren, aardappelen, dagverse seizoensgroenten, varkensvlees, kip en pap was er nooit gebrek. Het smaakte heerlijk en de kleine André groeide als kool. De duiven, het voetbal en de fanfare zorgden tijdens het weekend in iedere kleine gemeenschap al een keer voor afwisseling en ontspanning en haast alle dorpsbewoners kenden elkaar. Vreugde en verdriet werden gedeeld met de familie, de buren en de hele gemeenschap. Dit alles was kenmerkend voor de tijd van toen want (bijna) alle neuzen wezen in dezelfde richting.
Vader was geen duivenliefhebber, maar na hun huwelijk gingen zijn twee oudste broers, die ondertussen in Geel-Punt woonden, inkorven bij ‘De Zwarte Snol’ in Oevel. Ook de jongste van het gezin wilde duifjes, al bleef dat aanvankelijk beperkt tot wat smierels. Na lang gezeur en met de steun van zijn broers werd door vader een verloren hoekje op de hooizolder omgetoverd tot een waarachtig duivenhokje.
Het moet zowat 1953 zijn geweest dat André zijn eerste hoklijst indiende in de Cambrinus. Geel is immers één van de grootste steden van België wat oppervlakte betreft en telt momenteel zo’n 42.000 inwoners. Het zou me niet echt verwonderen dat destijds elk gehucht, en die zijn er wel wat met Bel, Holven, Larum, Punt, Oosterlo, Sint-Dimpna, Elsum, Stelen, Ten Aard, Winkelomheide en Zammel, elk hun eigen duivenlokaal hadden. Volgens betrouwbare bron (?) zouden dat er ooit 9 zijn geweest en momenteel nog 3.
Bij de start als duivenliefhebber schonk zijn oudste broer kleine André een vosse duiver en raadde hij zijn broertje aan om hem te gewennen, op te leren en te spelen. Zo gezegd, zo gedaan. Week na week stond “De Rosse” op het prijzenblad, bijna steeds in de tweede helft van de uitslag. Na het seizoen nam zijn broer de lievelingsduif van André terug mee naar Geel-Punt en zou hij broertje in ruil voor de rosse wat jonge duifjes bezorgen. Dat die kleine jongen later zou uitgroeien tot een echte kampioen kon op dat moment wellicht niemand vermoeden. Ook in de volgende 70 jaren zou hij haast onafgebroken van zich laten horen.
Met enkel een getuigschrift van het lager onderwijs op zak stond je zelfs in die tijd nergens en was je voorbestemd om een leven lang hard te werken. Zo verging het meer dan 99% van wie als 14-jarige in het arbeidscircuit terechtkwam. André was bijzonder leergierig en ambitieus en voor wie zich wil ontwikkelen zijn er ongetwijfeld altijd mogelijkheden geweest. André volgde vele jaren avondleergangen en had wellicht een aangeboren talenknobbeltje. De eigen moedertaal werd bijgeschoold, maar ook de Franse, Engelse, Duitse en Spaanse taal had hij behoorlijk snel onder de knie.
Als twintiger maakte André furore op de snelheidsvluchten in Geel en op de kermiswedstrijden in de wijde omgeving. Dat hij een voorloper was en nieuwe wegen durfde te bewandelen, bewijst het feit dat André in een periode dat het weduwschap met duivers algemeen gangbaar was, hij met een handvol duivinnen op weduwschap aan de slag ging en wekelijks voor de waarborg speelde. Vaak met succes. Niet alleen in de duivensport drukte hij zijn stempel, maar vooral beroepsmatig maakte deze “selfmade man” nog meer indruk op mij.
Op een totaal onverwacht moment stond mijnheer Noël De Scheemaecker aan hun voordeur. Wellicht hadden de sterke prestaties van deze twintiger zijn aandacht getrokken. Met een aanlokkelijk voorstel om met de duiven te komen spelen in Sint-Antonius en verantwoordelijke te worden voor het kweekstation overviel hij André. Dat was even slikken, maar na een korte bedenktijd hapte hij toe. Het leek de kans van zijn leven en André greep ze met beide handen. 1973 was een keerpunt in zijn leven en dat van zijn gezin. Er werd verhuisd en vrouw en twee kinderen pasten zich aan aan hun nieuwe omgeving en al snel werd hij voor vele jaren de gevierde koning-keizer van Union.
De gouden ringetjes waren in die tijd een begrip in de duivensport en niet alleen voor de ruim 220.000 leden van de KBDB. De reclame deed zijn werk en met een achterban van zo’n 12.000 kweekduiven werden er in die tijd jaarlijks minstens 40.000 jonge duiven geringd en verkocht. Ze gingen als zoete broodjes over de toonbank. De opendeurdagen in februari waren een trekpleister voor bezoekers uit alle omringende landen. Het was er wekelijks over de koppen lopen en het succes nam in die periode van jaar tot jaar nog toe. Autobussen met Duitsers, Nederlanders en Engelsen vochten destijds op de parking om een plaatsje te bemachtigen. Het personeel werkte zich uit de naad en elke duif die werd aangeboden was door de handen van André gegleden. Als er ooit al iemand miljoenen duiven heeft gekeurd, dan zal dat record ongetwijfeld op André zijn naam staan. 50 jaar na zijn eerste kennismaking met De Scheemaecker Pigeon Center schrijft hij nog maandelijks zijn eerlijke en erg gewaardeerde rubriek in “Duifke lacht”. Zijn kennersblik, ervaring en oordeel worden er nog steeds hoog ingeschat. Vele jaren was hij ’s morgens als eerste paraat om de toegangspoort te openen en ’s avonds de laatste om de lichten te doven. Het was hem nooit te veel en met tevredenheid blikt hij terug op een leven van werken en plicht. Zonder enig diploma ontwikkelde hij zich met de jaren tot de gedroomde manager die blijkbaar kon plannen, organiseren, leidinggeven en het personeel kon monitoren. Het zorgde uiteraard voor een goede band met de familie De Scheemaecker. André was en blijft hun vertrouwensman en er gaat nauwelijks een week voorbij zonder dat hij er minstens één keer op bezoek is geweest.
In 1998 werd er verhuisd naar Pulderbos. Het leek de ideale stek om met de duiven te spelen met in de omgeving vooral velden en weilanden, was er niet die hoogspanningslijn vlak in de buurt van zijn hokken geweest. Die zorgde vaak voor ergernissen en slachtoffers. Korte tijd geleden verdween ze, maar volgens André zo’n 25 jaar te laat. Maar ook in Pulderbos werd er gespeeld en gestunt en André bleef de titels opstapelen.
Het duivenspel taande en niet alleen Union leed eronder. Het spel met weinig duiven en zwaar poelen leek definitief voorbij. Het wereldwijde internet zorgde voor reclame in alle uithoeken van de wereld en de afzetmarkt groeide van jaar tot jaar. Samen met het elektronisch constateren lag het aan de basis van een ware metamorfose in de duivensport. De commerciële hokken en de professionelen gingen de wedstrijden domineren en veel amateurs keerden de duivensport de rug toe. Een niet te stoppen verval in het ledenaantal was hiervan een logisch gevolg. Pedigrees en DNA-attesten en waanzinnige reclamecampagnes veranderden de duivensport in big business en jaar na jaar wonnen de nationale vluchten aan belang.
Zelfs de koning-keizer van Union liet zich in 2012 door Gaston Van de Wouwer verleiden om deel te nemen aan de nationale vluchten. De juiste beslissing bleek achteraf en ondertussen werd een nieuw en schitterend hoofdstuk geschreven met niet minder dan 6 nationale overwinningen. Ook de titel van 1e Nationaal Kampioen Grote halve fond met de oude naast een 1e Nationale Asduif Grote halve fond prijken op zijn palmares. Het lukte André perfect om nog steeds een hoofdrol te blijven vertolken in Union.
In 2024 wist hij opnieuw en voor de 19e keer de titel van Koning van Union Antwerpen binnen te halen. De glamour en de glitter van de huldigingen in de Stadsfeestzaal op de Meir in Antwerpen ontroerden hem destijds. Nu ziet hij er al een keer tegenop om aanwezig te zijn en neemt zijn buurman Leo de honneurs voor zijn rekening. Die eerste zo felbegeerde trofee doet iets met een mens, maar zelfs succes went en met het ouder worden ga je veel dingen relativeren. Wat minder druk en stress zorgen voor een aangenamer leven.
Ooit was het helemaal anders en bepaalde de klok zijn leven. De perfectie werd nagestreefd en elk falen hield hem ’s nachts wakker. Dan werd hij gekweld met de vraag: “Wat is er fout gelopen?” Ze doen er in Pulderbos nog altijd hun uiterste best en nog steeds is het daar genieten van sterke prestaties, maar er is ruimte om vaker op vakantie te gaan, fietstochtjes te maken en met vrienden uit eten te gaan.
Een eerbetoon verdient ook zijn vriend Roger Bollansée die 20 jaar lang 7/7 klaarstond om te helpen bij de verzorging van de duiven. “Alles wat ik deed, kon hij minstens even goed en tijdens mijn afwezigheden kon ik voor 100% op Roger vertrouwen. Zelfs toen hij in de rolstoel terechtkwam, was hij steeds op post om de duiven op te wachten. Ondertussen hebben we afscheid van hem genomen.” Gelukkig was er daarna buurman Leo om een gedeelte van zijn taken over te nemen. Zonder die trouwe vrienden had het allemaal niet gekund. Duivensport was vroeger meestal een individuele sport, maar steeds vaker zorgen tandems en tridems en nog grotere teams voor succes. Het geeft aan ieder van hen de ruimte om al een keer vrijaf te nemen en op vakantie te gaan. Dat deze jongere generatie het anders ziet dan hun ouders en grootouders is hun goed recht. De duivensport moet ruimte laten voor andere dingen.
1e Nat. Kampioen halve fond jonge duiven KBDB 1e Prov. Kampioen halve fond jonge duiven KBDB Koning Union Antwerpen 6178325/24 – 1e Prov. + 2e Nat. Asduif halve fond jonge duiven KBDB 6178336/24 – 3e Prov. + 4e Nat. Asduif grote halve fond jonge duiven KBDB 1e Algemeen Kampioen – duivenbond Bevel – halve fond 1e Asduif – duivenbond Bevel – halve fond jonge duiven |
Duivensport: de kunst van de eenvoud
Voor André wordt het duivenseizoen afgesloten met de laatste nationale vlucht. Dat tijdstip betekent ook de start van de voorbereiding op een nieuw seizoen. De selectie van de vliegduiven gebeurt het hele jaar door en op de hokken van de vliegduiven is er in september ruim voldoende plaats voor de nieuwe lichting. De onderste rij woonbakken blijft al enkele jaren op alle vlieghokken afgesloten. De jonge duiven verhuizen naar hun nieuw verblijf en veroveren hun plekje. Een week later en na twee dagen zonder voer is het echt een koud kunstje om ze op het nieuwe hok binnen te roepen. De bouw van mijn hokken leent zich daartoe. Het merendeel van hen doet dit vanaf dag één en als beloning krijgen ze dan een halve portie. Wie tegenstribbelt krijgt bij valavond de toegang tot het hok waar ze als jonge duif verbleven. Als straf mogen ze nog een dagje extra vasten. Dat helpt meestal, want het is echt wel uitzonderlijk dat de dag nadien niet iedereen aan de voerbak zit als er gefloten wordt en André naar de hen vertrouwde stok grijpt.
De dagen nadien herhaalt zich hetzelfde ritueel met het andere geslacht. Om beurten komen dan de volgende dagen de hokken los en dan hebben ze al snel de gewoonte om op hun nieuwe stek vlot binnen te lopen. Tegen 1 oktober verhuizen alle duiven naar de rennen en staan alle vlieghokken leeg tot eind december. Oktober en november zijn voor de duiven en hun baasje een periode van rust en genieten. “In Tenerife en andere zonnige oorden is het zalig vertoeven. Dat niet alleen wij gebruikmaken van deze periode ervaren we jaar na jaar. Duivenliefhebbers trekken elkaar aan en zoeken constant elkaars gezelschap. Het zorgt al een keer voor een gezellige babbel bij een glaasje cava of een wit wijntje. Op het thuisfront houdt buurman Leo een oogje in het zeil en samen met de hond en de alarminstallatie houden ze de dieven op afstand. De rennen zijn uitgerust met een zelfrijzende eetbak en ook de drinkpotten kunnen van buitenaf worden ververst. Ze zijn degelijk afgeschermd zodat vreemde vogels en ongedierte op veilige afstand worden gehouden. Moest er toch iemand in slagen de hokinstallatie te benaderen en het alarm gaat af, dan vrees ik voor een dramatische afloop als mijn buurman Leo hem in het vizier krijgt. Hij is sterk als een beer en heeft van niks of niemand schrik. Een man met een gouden hart, maar eentje die zijn eigen kracht niet kent.”
“Wanneer ik enkele jaren geleden, kort na elkaar, twee rugoperaties heb ondergaan was het resultaat niet waarop ik had gehoopt. Integendeel, ik was de wanhoop nabij en dacht dat dit voor mij het einde zou betekenen van de duivensport. Een derde operatie zag ik echt niet zitten. In 2020 besloot ik al mijn oude duiven te verkopen en over te schakelen op totaal weduwschap. Het was niet de keuze van mijn hart, maar die van het gezond verstand. Per toeval liep ik kort erna een kinesist tegen het lijf die erin geloofde dat massage me zou kunnen helpen. Ik klampte me vast aan deze strohalm en had ongetwijfeld opnieuw een flinke dosis geluk. Na een aantal bezoekjes kon ik weer vrij normaal bewegen en kon ik weer krom en recht zonder pijn. Ik behoed me nog steeds voor overbelasting en laat de zwaardere taken over aan de Leo. Die pakt in iedere hand een volle korf van twaalf en liet ik hem begaan, zou hij er nog eentje onder de arm bijnemen. De stap naar minder duiven was al gezet en al vind ik nog steeds het weduwschap met thuisblijvende partner beter, toch koos ik voor totaal weduwschap. Mogelijk zijn de resultaten wat wisselvalliger, maar minder duiven heeft zo zijn voordelen. Ook met 20 koppels kwekers en 20 koppels op totaal weduwschap en jaarlijks zowat 150 jongen heb je meer dan je handen vol. Een strengere selectie ligt vaak aan de basis van betere resultaten. Less is more... the magic of a simple life.”
Ieder jaar worden de kwekers gekoppeld in functie van het ogenblik dat de ringen beschikbaar zijn. Vroeger was dat steevast op 1 januari, maar nu werden er al jongen geringd op 27 december. Als ze 20 dagen oud zijn worden ze gespeend en zelfs duifjes van 18/19 dagen trekken hun plan. Een week later worden ze meerdere keren per dag op de valplank gezet en drijft André hen met de stok weer naar binnen. Al snel weten ze wat van hen wordt verwacht. Je kan jonge duifjes alles leren, behalve praten, maar ze begrijpen je snel. Problemen met binnenlopen? Waarover heeft u het en wat is er mis met discipline? In duivensport kunnen enkele seconden het verschil maken en jong geleerd is oud gedaan.
Eind december worden de vliegduiven gekoppeld zodat hun jongen ongeveer samen met de jongen van de tweede ronde van de kwekers kunnen gespeend worden. Als de jongen zowat 12 dagen oud zijn worden de duivinnen weggenomen en zorgen de duivers nog een week voor hun kroost. Begin maart zitten de vliegploegen van duivers en duivinnen klaar om de dagelijkse trainingen aan te vatten. Op dat ogenblik van het seizoen zijn de weersomstandigheden bepalend of ze loskomen of niet. De duivers worden verduisterd van 1 maart tot 20 april en de duivinnen van 1 maart tot begin mei.
Bij de inkorving komen de vliegduiven niet samen. De duivers zitten de hele week halfbak en de schotels worden niet omgekeerd. Voor de inkorving worden de bakken geopend en liggen de duivers al snel in de schotels. Dat vergemakkelijkt het inkorven. Na de vlucht komen ze meestal 2 tot 3 uren samen. De koppels hebben samen een nest gehad in januari, maar sommige vergeten dat snel en als de partner wat te lang op zich laat wachten, zoeken sommige een nieuw lief. Het kan al een keer zorgen voor extra motivatie, maar zeker is dat niet. “Dat duivinnen beter presteren dan duivers, durf ik niet te beamen. Persoonlijk zie ik weinig verschil in de gemiddelde prestaties van duivers en duivinnen. De duivers vliegen omzeggens alleen de nationale vluchten, de duivinnen worden iedere week gespeeld en vliegen tussen de nationale vluchten meestal Noyon of al een keer Quiévrain. Als er voor zondag echt minder weer wordt voorspeld, durf ik passen. Ik heb liever dat ze op de tussenvluchten hoogstens één nacht in de mand moeten verblijven. Ook tijdens het vluchtseizoen selecteer ik en verlies ik al een duif. Ik probeer het evenwicht tussen duivers en duivinnen te bewaren, maar naarmate het seizoen vordert worden niet presterende partners thuisgehouden. Je hebt echt geen 40 duiven nodig om het programma van grote en kleine halve fond af te werken.”
De selectie van de jonge duiven gebeurt van jongs af. Uit elke ronde worden er enkele duifjes geliquideerd voor ze 5/6 weken oud zijn, ongeacht van welke ouders ze afstammen. “Zo’n achterblijvertje of dommerik die dingen doet die ik liever niet zie, mag vertrekken. Niet dat ik in hun kopke kan kijken, maar wie niet in de pas loopt, zorgt voor ergernis. Ik begin de jonge duiven op te leren in maart nog voor er hier één oude duif in de korf heeft gezeten. Ik probeer ze al snel het verblijf in de mand aan te leren en begin op een afstand van amper 1 km. Geleidelijk wordt de afstand groter en voor ze in mei met de verenigingsmand worden meegegeven hebben ze al minstens 20 trainingsvluchtjes gevlogen tot Vilvoorde. Tijdens de vakantiemaanden is het minder druk op de autowegen en voer ik ze iedere week éénmaal tot in Vilvoorde (+- 40 km). Meestal neem ik dan ook de oude duivinnen mee en Annette of Leo roepen ze dan binnen. Ze zijn meestal thuis als ikzelf arriveer. Zo zou het ook moeten, vind ik. Ik geloof dat een tussenvluchtje alleen maar voordelen kan hebben. Je moet vooral doen waarin jezelf gelooft en als ze dan goed presteren geeft dat je een goed gevoel. Stevig trainen aan huis en vlot naar huis komen van oefenvluchtjes is geruststellend, maar nooit een garantie voor de volgende vlucht of de rest van het seizoen. Duivenwedstrijden zijn nu eenmaal afhankelijk van weersomstandigheden en zelfs de beste duiven zijn niet immuun tegen besmettingen. Wat entingen en behandelingen betreft, houd ik steeds voor ogen: voorkomen is beter dan genezen. Maar zelfs dat volstaat niet altijd.
Dat je alleen goede duiven nodig hebt om te slagen is in mijn ogen een fabeltje en veel te mooi om waar te zijn. Het is uiteraard het belangrijkste element, maar zonder een goede liefhebber, een gezond hok en een degelijke begeleiding zijn de slaagkansen om het tot een echte kampioen te brengen, bijzonder gering. Zelfs heel veel geld uitgeven aan duiven is geen garantie op succes. Zelf teer ik nog steeds op de basisduiven die ik een halve eeuw geleden bij Nelles Van de Pol ging halen. Ook met een handvol duiven van mijn vriend Lou Wouters die ik van de familie kreeg bij zijn overlijden, ben ik meer dan geslaagd. De jaren nadien heb ik bijna jaarlijks 1 of 2 duiven bijgehaald bij sterk spelende liefhebbers. Enkele jaren geleden won ik een nationale vlucht met Marleentje, een duivin rechtstreeks als bonduif gehaald bij Niels Broeckx. Ook de inbreng van een kleinzoon van de “231” van de fam. Engels beschouw ik als zeer geslaagd. Ook wie hier een duif in alle vertrouwen haalt, zal vaak teleurgesteld worden. Duiven bijhalen doen wellicht alle liefhebbers en uit eigen ervaring moet ik toegeven dat het mij met slechts 1/12 is gelukt om me te versterken. Toch had ik elke keer de hoop en het gevoel dat ik er kans op slagen mee zou hebben. Het blijft eeuwig zoeken en hoe ouder je wordt hoe meer je twijfelt of je echt iets van duiven kent. Regelmatig had ik duiven die enkele jaren na elkaar sterk presteerden en asduiftitels wonnen op alle niveaus. Als ze daarna op het kweekhok werden gezet, werden het hoogst zelden topkwekers. Wees zuinig op je beste kwekers want ze zijn zeldzaam.”
“Dat alle wegen naar Rome leiden zou ik niet durven zeggen. Dat er meerdere paden zijn die naar succes leiden, wil ik graag geloven. Wie het goed doet, gelooft in zijn methode, maar met de kijkers open te houden en open te staan voor vernieuwing is er zeker niks mis. De duiven van nu zijn sneller dan vroeger, de wedstrijden duren gemiddeld veel minder lang. Alles evolueert en in alle sporten worden records gebroken. Stilstaan is achteruitgaan, ook in de duivensport. Een beetje typisch zelfs voor een gedeelte van de wat oudere generatie die de rol moeten lossen.”
“Hier op het hok in Pulderbos komt de buitentemperatuur nagenoeg overeen met die op de hokken. Er is geen enkele vorm van isolatie en, behalve wat dunne latjes is
2/3 van het plafond open tot in de nok van het dak. Bovendien is er in elk hok een verluchtingskanaal dat zorgt voor ventilatie.” Het ventilatiesysteem werd destijds geleverd door de firma Teleca. Het systeem werkt autonoom, maar wordt gedirigeerd door twee sensoren: licht en temperatuur. Als het donker is op de hokken valt het systeem uit. De omgeving koelt af. Wanneer het overdag licht is en te warm, slaat het systeem aan en doet het de lucht circuleren en komt er bijgevolg meer zuurstof op het hok. Mens en dier met een tekort aan zuurstof in het bloed worden kortademiger en krijgen het benauwd. Veel lucht en ruimte en minder duiven zullen bijdragen tot de algemene gezondheidstoestand van de duiven. Ook de huizen van deze tijd worden voorzien van een ventilatiesysteem. Niet zomaar.
“Als alle vlieghokken leegstaan zorgt de Leo voor de grote kuis. Wat ontsmetten betreft heb ik in het verleden ongeveer alles uitgetest wat op de markt werd aangeboden tot vernevelen en rookbommen toe. Dokter De Weerd hoorde ik onlangs vertellen dat het allemaal weinig zinvol is indien daarna dezelfde duiven op het hok worden geplaatst. Niks doen is gemakkelijker en ik hield het voor bekeken. Als ook de vliegduiven gaan kweken staan alle rennen leeg en gaat de Leo ook daar zijn gang. Tijdens het hele jaar door betekenen de mesttransportbanden een grote hulp en kan de liefhebber zich op andere belangrijke zaken focussen.”
“Dat overal de laatste muis in de val is gelopen, betwijfel ik. In Pulderbos heb ik op het duivenhok nog nooit een muis of een strontje gezien, maar er ligt constant vergif in een afgesloten kartonnen doosje met twee gaten. Als muizengif onder het stof zit, is het waardeloos en laat zelfs een hongerig muisje zich niet verleiden. Dat de hele muizenpopulatie al vergeven of gevangen is, mag je niet denken. Het is echt wel indrukwekkend hoe snel de muizen zich voortplanten. Een koppel muizen heeft ongeveer 7-10 nesten per jaar met meestal 7 tot 12 jongen die snel groeien en na ongeveer 6 weken geslachtsrijp zijn. De draagcyclus bedraagt ongeveer 19-21 dagen en de jongen worden een 3-tal weken gezoogd. Begin maar te tellen als u er zin in heeft. Ze snoepen van het duivenvoer en lessen er ook hun dorst in de drinkpotten. Ze brengen besmettingen over. Met muizen op je hok kan je echte prijzen spelen wel vergeten. Op het kweekcentrum was het vroeger en nu nog een constant gevecht om de muizen te verdelgen. Alle middelen werden aangewend, maar nooit was de strijd gestreden. Alert zijn op het duivenhok blijft de boodschap.
Ook luizen en andere parasieten die zich vastzetten op het lichaam of tussen de pluimen of zich in donkere hoekjes verbergen en ’s nachts opereren kunnen de pret bederven. Regelmatige controles en efficiënte behandeling kunnen helpen.”
“Begin maart laat ik meststalen van ieder hok in het labo onderzoeken. Ook bij wat mindere prestaties die je verwachtingen niet inlossen, kan je best alert zijn. Uitstellen is geen medicijn en als er niks aan de hand is, zorgt het voor rust in je hoofd. Maar met inentingen en het kuren tegen de meest voorkomende besmettingen en kwaaltjes proberen we dat toch zoveel mogelijk te voorkomen.”
Labo-onderzoek, bezoekjes aan dierenartsen, regelmatige behandelingen en entingen kosten geld, maar wellicht zijn ze dat waard al zullen ze nooit van een slechte duif een goede kunnen maken. Hier wordt preventief geënt om te trachten de duiven in topconditie aan de start van het seizoen te brengen. Jonge duiven zijn nu eenmaal vatbaarder voor besmettingen. Ze worden tot 5 x toe ingeënt: 2 x paramyxo + rota, 1 x paramyxo + herpes, 1x paratyphus en 1x pokken (vroeger met het klassieke borsteltje maar de laatste 2 jaren via inspuiting). Voor aanvang van het seizoen wordt er een week gekuurd tegen tricho en tijdens het seizoen om de 3 weken 1,5 dag. Kwekers worden in principe slechts één keer per jaar gekuurd tegen tricho. Bij terugval van de prestaties wordt er 2 dagen behandeld voor de kop en luchtwegen, iets wat hoogstens 2/3 keren per seizoen gebeurt. Onmiddellijk na het vluchtseizoen krijgen alle duiven gedurende 10 dagen Baytril toegediend via het drinkwater. “In grote lijnen doe ik het zo al 40 jaar en nog nooit werd er paratyfus vastgesteld.”
Voeding tijdens het vluchtseizoen
“Op de vluchtdagen meng ik 6 delen dieet met 2 delen sport en voeg ik daar oregano-olie, Sedochol, biergist en probiotica (Brockamp/Röhnfried) aan toe. Het wordt gegeven op zaterdagavond en zondagmorgen. Zondagavond krijgen de duivers al vluchtmengeling en krijgen de duivinnen en jonge duiven het overschot van ’s morgens. Vanaf maandag tot bij de inkorving krijgen alle duiven sportmengeling aangevuld met wat pinda’s en kleinzaad. Tijdens het vluchtseizoen krijgen ze nooit zuivering. Gerst lusten ze niet, terwijl het juist de bedoeling is dat ze wat extra reserves zouden opbouwen tegen de volgende vlucht. Bij het avondmaal mogen ze hun buikje rond eten en daarna wordt er afgeruimd en wordt die rest meestal ’s anderendaags geserveerd bij de duivinnen. Dat ik een fan ben van de Naturalmengelingen lijkt me vanzelfsprekend.
Regelmatig heb ik in het verleden dingen geschreven die door de tijd werden achterhaald. Je denkt het te weten, maar niks is minder waar. Al doende leer je en je bent nooit te oud om te leren. Zeker weten.”
“Ik heb al heel mijn leven de gewoonte om veel te noteren. Na een superjaar kopieer je het jaar nadien diezelfde strategie. Het is zeker geen garantie op een al even geweldig seizoen. Zo eenvoudig is het niet. Als ik in de duivensport al een ding heb geleerd, is dat alles snel kan veranderen. Ook in 2024 liep hier niet alles zoals gehoopt. Ik vond de resultaten van de oude/jaarse eerder matig en wisselvallig. De jonge duiven overtroffen dan weer mijn verwachtingen. Volgend jaar kan het allemaal heel anders zijn. Titels win je niet op bestelling, maar soms door toevallige omstandigheden. Een dosis geluk is overal welkom, maar een vast systeem, de goede soort en veel inzet kunnen daarbij helpen. Het zijn vaak dezelfde namen die in het circuit circuleren. Dat kan toch geen toeval zijn?
Een tegenvallende kweek, slechte vluchten en goede duiven die verloren gaan, horen bij de duivensport. Lastig voor iedereen en je kan er al een nachtje van wakker liggen. Blijf positief en blik vooruit. Er kunnen je ergere dingen overkomen en duivensport is echt te mooi om ermee te stoppen als het wat tegenzit.”
André, nog één vraagje: opgeven staat blijkbaar niet in je woordenboekje?
“Momenteel hebben we nog energie en goesting, maar ook het besef dringt bij een rationeel iemand als ik door dat er een einde aan zal komen, maar zo lang we gezond mogen blijven zullen er altijd duiven zijn.”
Fantastisch toch, op weg naar de 80, maar nog altijd strijdlustig en gedreven. Zo kennen we hem.
Beste André, succes ermee en ik wens je op zijn minst een 20e titel als Koning van Union.
Auteur: